Orgels in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Galerijorgel in empire- en neogotische stijl (Lemercinier, 1929)

Sint-Michiels en Sint-Goedelekathedraal

Klavier  / Galerijorgel in empire- en neogotische stijl (Lemercinier, 1929) - Sint-Michiels en Sint-Goedelekathedraal
 Klik op een foto om te vergroten
HET INSTRUMENT
Orgelkast - plaats Oorspronkelijk op een galerij in neogotische stijl, getekend door de architecten van Leopold I en afgebroken in het voorjaar van 1989, bij de laatste restauratie van de kerk
Orgelkast - stijl  De beide grote meubelen in empire en het Positief in neogotische stijl
Gebruikte materialen Eik
Opstelling van de pijpen Voor het Hoofdwerk zijn er geen inscripties op de pijpen die aan Van Bever worden toegeschreven maar op het positief heeft elke pijp een inscriptie. Ze staan diatonisch opgesteld aan beide zijden van een centrale pijp met daarop de vermelding « Fait par Mr Schmit en 1852 » en vormen zo het middenveld. De twee andere velden volgen de omgekeerde volgorde. Daar staan de grootste pijpen opzij.
Beschrijving van de orgelkast Twee grote rechthoekige kasten, ingepast in de linker- en rechterhoek van de galerij. Het orgel omkadert het glasraam. Elke meubel had een vlakveld dat naar voor en een ander dat naar het midden van de galerij was gericht. Bovenaan de beide kasten, onder de kroonlijst zien we personages, figuren, gebladerte en gesculpteerde leeuwenkoppen, met bladgoud. Elk vlakveld bestond uit 7 frontpijpen met een gelijke voetlengte. Het Positief zit ingewerkt in de balustrade en is neogotisch van stijl. Het bestond uit drie vlakvelden, waarvan de basis uit boogspitsen bestond met gesculpteerde motieven en waar ook bovenaan motieven in gotische stijl te zien waren. Opstaande posten omkaderen de vlakvelden die ook voorzien zijn van pinakels en een sluitstuk onderaan. De buitenste velden staan schuin ten opzichte van het middenveld en omvatten elk 11 frontpijpen, terwijl het middenveld er 15 telt. De meeste daarvan zijn tinnen pijpen, sommige hebben een achterzijde in zink.
Speeltafel - beschrijving Sober uitgevoerde speeltafel die oorspronkelijk voor de linkerkast van het Hoofdwerk stond, de organist keek naar de rechterkast. Een rolluik sluit de manualen af.
Speeltafel - materialen In eikenhout
Bouwdatum 1928
Datum van de voltooiing 1929
Persoon belast met het onderhoud Patrick Collon
Combinatieschakelaar - type en plaats Een vrije combinatie van het pneumatische type (verwerkt in de speeltafel)
Temperatuur Gelijkzwevend
Orgelbouwer(s) Louis Lemercinier
HET INSTRUMENT
Bouwdatum 1928
Orgelkast - stijl  De beide grote meubelen in empire en het Positief in neogotische stijl
Orgelbouwer(s) Louis Lemercinier
HISTORIEK VAN HET INSTRUMENT
Historiek Doorheen de tijd is er in de kathedraal altijd een regelmatige en vrij intense activiteit geweest op het vlak van orgelbouw. Tijdens het optrekken van de kathedraal werden er orgels geplaatst, afhankelijk van de vorderingen van de werken : op het doksaal, later in een zwaluwnest en/of in een dwarsschip, vervolgens op de galerij (Charles Demeure). Er is sprake van een dertigtal orgelbouwers. We overlopen ze in het kort :

1465 : 1e vermelding van een betaling aan Jan Banckaerdt, organist

1495 : twee stemmen toegevoegd door Gielis Boels, orgelbouwer en organist op de Zavel

1501 : een nieuw positieforgel door Pauwel Van der Goten en vervanging van een ander dat zou vervaardigd zijn in 1539. Jean Crinon uit Mons bouwt een nieuw orgel.

Van 1544 tot 1545 : Jan Van Lyere maakt het positief van het hoofdwerk schoon.

Van 1552 tot 1553 : revisie van het orgel door Jean Crinon en Rombaut Van der Meulen uit Mechelen.

2e helft van de 16e eeuw : onderhoud door Machiel Montmorency en François Van der Elst.

Van 1611 tot 1636 : Matthijs Langhedul, orgelbouwer van het hof van de Aartshertogen Albrecht en Isabella volgt hen op.

Vervolgens nog Jean-Baptiste Marquet, Antoine Lannoy, Jan Van Panhuysen (compagnon van Hans Goltfus, die het orgel verbouwt), François Noelmans, Antoine Bergère, (François ?) Royer Josse Vanden Waeyenberg.

1706 : onderhandelingen met het oog op het bouwen van een orgel ofwel achterin ofwel op het doksaal (in 1599, de periode van de Aartshertogen), of op een galerij in het dwarsschip. Op aanraden van de kapelmeester Pierre-Hercule Brehy, die contact wil houden met de liturgie, wordt uiteindelijk voor de oplossing van het doksaal gekozen.
De orgelkasten worden getekend door architect Guillaume De Bruyn en uitgevoerd door Martin Donckers. Het orgel wordt toevertrouwd aan Jean-Baptiste Forceville, orgelbouwer van het hof. Deze Forceville is geboren in Saint-Omer in 1660 en vestigt zich na 1680 in Antwerpen en later (uiterlijk in 1706) in Brussel. Hij woont op de kruising van de rue aux Pierres en de rue du Midi, tegenover de « Poids de la Ville ». Hij keert terug naar Antwerpen na de moeilijkheden met de bouw van orgel van de Kathedraal maar vestigt zich naderhand opnieuw in Brussel aan de Steenweg, die « rue de la Madeleine » wordt. Hij ontwerpt een orgel in vier delen : een groot corpus met hoofdwerk en reciet dat naar het schip gericht is, een rugpositief op het koor gericht en aan de uiteinden van het doksaal, twee grote kasten voor een vrij uitgebreid onafhankelijk pedaal, in die tijd een unicum in onze contreien.
Dat orgel raakt af in 1709 maar heeft al snel problemen met de windvoorziening. Christian Penceler wordt gevraagd maar weigert in de plaats te treden van Forceville omdat hij die bekwamer acht dan zichzelf.

1714 : het instrument wordt gelaten voor wat het is en Forceville bouwt een nieuw orgel op een galerij van het noordelijke dwarsschip, aan het begin van de kooromgang (zoals in Gent). Het orgel, dat in 1718 klaar is, telt 40 registers, verdeeld over hoofdwerk, echo en pedaal, ondergebracht in een op het schip gerichte kast en een rugpositief dat op de kooromgang uitgeeft. Het doksaal zal leeg blijven tot de Franse revolutie. Forceville onderhoudt het orgel tot aan zijn overlijden in Brussel, in 1739. Hij wordt begraven in de kerk van de Recollecten, waar nu de Beurs staat. Zijn ervaringen en zijn bijdragen tot de orgelbouw maken hem in onze streken wellicht tot de belangrijkste orgelbouwer van de 18e eeuw. Ook verschillende van zijn leerlingen zullen beroemd worden. Onder hen zijn zoon Jean-Thomas, die het onderhoud van het orgel overneemt, Pieter van Peteghem en J.-J. Van der Haeghen. Ook leerlingen van hem zijn de Brusselaars Egide Le Blas (nieuwe balgen in 1744, en in 1753 een klein orgel in het koor) die tot zijn dood in 1768 voor het onderhoud zal instaan, en Jean-Baptiste Barnabé Goynaut (tot in 1789), die in 1770 (400e verjaardag van het Sacrament van het Mirakel), ook voor een revisie zorgde.

Tot 1791 : onderhoud door Jan Smets.

1804 : na de Hervormingen, plannen om het orgel te verhuizen naar een westelijke galerij (afbraak van het Renaissance-doksaal). Dat is de periode waarin Adrien Rochet (Nivelles 1749-Brussel 1823) het orgel verplaatst en reconstrueert in een grote orgelkast met bovenop een horloge en een rugpositief (te zien op gravures).
Vervolgens : werken door Jacques-Philippe-Joseph Ermel, orgelbouwer en fabrikant van pianofortes van Prins Willem van Oranje in Brussel.

Tussen 1824 en 1829-1830, wordt aan Vanderstraeten senior de bouw toevertrouwd van een nieuwe galerij. Jean De Volder (Antwerpen 28/07/1767 - Brussel 27/06/1841) krijgt de reconstructie toevertrouwd van een orgel in twee kasten in Empire-stijl (of neogotisch, volgens oude gravures?), het driemanualig instrument met voetklavier en 47 registers.
In de daaropvolgende jaren wordt een neogotisch rugpositief geplaatst. Componist en violist De Volder zal zich vanaf 1833 exclusief aan de orgelbouw wijden. Hij zal in Henegouwen, Vlaanderen en Brussel zowat 150 orgels tot stand brengen.

1840 : wijzigingen door Hippolyte Loret, vooral aan de samenstelling van de registers. Hippolyte Loret heeft zo’n 500 orgels gebouwd, de meeste buiten onze grenzen, en had een belangrijke positie in de Belgische orgelwereld, zowel vanwege zijn standpunten als omwille van zijn artistieke kwaliteiten. Adrien Van Bever komt als schrijnwerker bij hem in dienst en de gebroeders Van Bever zullen na zijn dood zijn werkplaats en zijn materiaal overnemen.

1849-1853 : belangrijke veranderingen door Matthias Schmit, vooral de vervanging van het balgwerk en het mechaniek. Matthias Schmit, van Duitse komaf, is in Brussel actief geweest in de jaren 1850 tot 1870.
Vanaf 1857: vier vluchtige projecten, waaronder dat van Hermann Dreymann (Mayence) en Merklin-Schütze uit Brussel (vier manualen en pedaal) ondersteund door een commissie, waarin onder meer François-Joseph Fétis zitting heeft.
1896: revisie door Salomon Van Bever en voorstel voor een orgel van 58 registers, drie manualen en een pedaal. Salomon Van Bever die met zijn broer Adrien in Laken gevestigd is, liep zelf tien maanden stage bij Cavaillé-Coll in Parijs en was in de eerste helft van de 19e eeuw een van de beste vertegenwoordigers van de romantisch-symfonische orgelbouw.

Dan volgt een voorstel van Emile I Kerkhoff dat 70 registers en vier manualen omvat, waaronder het positief (in de balustrade) en het pedaal.

1928-1929 : volledig omsmelten door Louis Lemercinier van de pijpen van Forceville, De Volder, Schmit en Van Bever en geïntoneerd door de kleinzoon van Schyven. Door die recyclage en vanwege zijn laagste prijs (225.000 BF) haalde hij het op Jos. Stevens uit Duffel en de gebroeders Slootmaekers. Louis Lemercinier is vooral gekend door de instrumenten die hij in het Naamse bouwde. Hij had in 1923 de werkplaats van Xavier Wetzel overgenomen en vroeg op 14/04/1916 een brevet aan voor een « accordéorgue ». Omwille van de gebrekkige draagwijdte van het instrument, het verlies van de mixturen en het te zwakke karakter van bepaalde stemmen, werd een commissie opgericht met daarin Arthur Bockstael (organist in Sint-Geertrui) en Paul de Maleingreau (professor orgel aan het Conservatorium), die vaststelde dat Lemercinier niet opgewassen was tegen de omvang van de opdracht. Behalve de samenstelling van de beide orgels van Forceville en de laatste samenstelling, hebben we ook nog twee andere, zoals ze moeten geweest zijn in de tijd van De Volder en van Loret. Die samenstellingen stemmen overeen met die van een klassiek Frans Groot Orgel van 47 registers, met een meer ontwikkeld pedaal met onder meer een Bazuin 32’. Met Loret maakt deze samenstelling (43 registers) plaats voor enkele eerder romantische stemmen, waarbij de mixturen en de cornet van het positief en het reciet verdwijnen.

Jun 1961 : nog een ander project voor een koororgel door de Firma Stevens (?): twee manualen, een pedaal en achttien stemmen, waaronder verschillende transmissies.

Augustus 1970 : een brief van organist Ed. Teirlinck en Vicaris Van Tongerloo die voorstellen om een orgel van 100 stemmen en vijf klavieren te bouwen (naar het voorbeeld van andere kathedralen). In die brief wordt gewag gemaakt van de « jaarlijkse recitals ».

1971 : de komst van J. Sluys : het orgel heet nu in een heterogene en zelfs rampzalige staat te verkeren en wordt geleidelijk in de steek gelaten, ten voordele van de twee andere Collon-orgels en uiteindelijk het nieuwe zwaluwnestorgel, dat in 2000 door G. Grenzing gebouwd is.
WERKEN
Begindatum 1706
Type werkzaamheden Bouw van een groot orgel op het doksaal, met 32 registers en twee en een half klavier, onafhankelijk Pedaal en vier orgelkasten. Kasten door Martinus De Doncker, Brussels schrijnwerker, en houtsnijwerk van Pletinckx.
Naam van de orgelbouwer Jean-Baptiste Forceville
Ligging van de werkplaats Antwerpen en Brussel
Begindatum 1714
Einddatum 1718
Type werkzaamheden Bouw van een groot orgel van 40 registers met tweeëneenhalf klavier, onafhankelijk Pedaal en met een groot corpus aan de ingang van de kooromgang, gericht naar de dwarsbeuk en een Rugpositief gericht naar de kooromgang.
Naam van de orgelbouwer Jean-Baptiste Forceville
Begindatum 1804
Type werkzaamheden Na de Revolutie en het herstel van de cultus in 1804, reconstructie van een Hoofdorgel op de galerij (westkant), met groot corpus en Rugpositief op de balustrade. Daarbij werd gebruik gemaakt van het oude materiaal, waaronder een koororgel door Egide Le Blas uit 1749. Het renaissancedoksaal werd afgebroken.
Naam van de orgelbouwer Adrien Rochet
Ligging van de werkplaats Nivelles
Begindatum 1824
Einddatum 1830
Type werkzaamheden Reconstructie van het orgel op een nieuwe neogotische galerij. Verdeling van het corpus in drie, waaronder een Positief op de balustrade en een corpus links en rechts van de galerij, rond het glasraam.
Naam van de orgelbouwer Pierre-Jean De Volder
Ligging van de werkplaats Brussel
Begindatum 1838
Einddatum 1840
Type werkzaamheden Voornamelijk wijziging van de samenstelling van de registers
Naam van de orgelbouwer Hippolyte Loret
Ligging van de werkplaats Brussel
Begindatum 1852
Einddatum 1853
Type werkzaamheden Renovatie-restauratie, voornamelijk van mechaniek en balgwerk
Naam van de orgelbouwer Mathias Schmit
Ligging van de werkplaats Brussel
Begindatum 1896
Type werkzaamheden Renovatie-restauratie en onderhoud, vermeld in 1906
Naam van de orgelbouwer Salomon Van Bever
Ligging van de werkplaats Laken
DOCUMENTATIE
Type Documentatie
Titel Inventaris van de pijpen van het orgel
Auteur Patrick Collon
Herkomst Regie der Gebouwen, Directie Brussels Hoofdstedeli
Bijzonderheden Er zijn enkele foto's van de orgelkast, de speeltafel, het speelmechaniek en de pneumatische hefbomen, de versieringen en het type verpakking van de pijpen
Type Boek
Titel "Inventaire des orgues de Bruxelles - Bruxelles-Ville", 1994
Auteur Jean-Pierre FELIX
Plaats Brussel
Uitgever Jean-Pierre FELIX
Type Archieven
Beschrijving Op 10 maart 2003 heeft Jozef Sluys zijn archieven toevertrouwd aan de kerkfabriek
Type Artikel
Titel "Une grande menace pèse sur le jubé et le grand orgue de la cathédrale de Bruxelles"
Auteur Jean-Pierre Félix
Referenties "L’Organiste" , XXI, 1989, n° 1, pp. 6-25.
Type Artikel
Titel "Les orgues de la cathédrale"
Plaats Brussel
Referenties La Cathédrale des Saints-Michel-et-Gudule
ISBN 2873862173
Uitgever Racine
Type Radio
Beschrijving Tijdens uitzendingen van het "Te Deum" en andere nationale plechtigheden
Zender RTBF
Type Foto
Titel "Restauration de la Cathédrale des SS-Michel et Gudule 1983 – 1988"
Referenties Régie des Bâtiments, Bruxelles, 1989, 2e édition
Bijzonderheden Orgelfront (nr. 194.497 – 1987)
Binnenste pijpwerk (nr. 169.881 – 1986)
Schaalmodel (nr. 195.444 – 1988)
Type Archieven
Beschrijving Schilderij van het orgel Forceville of KIK
Foto KIK
Auteur Jean-Pierre Félix
Uitgever Jean-Pierre Félix
HISTORIEK VAN HET INSTRUMENT
Historiek Doorheen de tijd is er in de kathedraal altijd een regelmatige en vrij intense activiteit geweest op het vlak van orgelbouw. Tijdens het optrekken van de kathedraal...
Werken
Begindatum 1706
Naam van de orgelbouwer Jean-Baptiste Forceville
Ligging van de werkplaats Antwerpen en Brussel
Begindatum 1714
Einddatum 1718
Naam van de orgelbouwer Jean-Baptiste Forceville
Begindatum 1804
Naam van de orgelbouwer Adrien Rochet
Ligging van de werkplaats Nivelles
Begindatum 1824
Einddatum 1830
Naam van de orgelbouwer Pierre-Jean De Volder
Ligging van de werkplaats Brussel
Begindatum 1838
Einddatum 1840
Naam van de orgelbouwer Hippolyte Loret
Ligging van de werkplaats Brussel
Begindatum 1852
Einddatum 1853
Naam van de orgelbouwer Mathias Schmit
Ligging van de werkplaats Brussel
Begindatum 1896
Naam van de orgelbouwer Salomon Van Bever
Ligging van de werkplaats Laken
TECHNISCHE KENMERKEN VAN HET INSTRUMENT
Speeltafel
Structuur speeltafel en muziekstaander 
Drie klavieren boven elkaar aan de speeltafel met notenstaander op de bovenkant van het meubel
Aantal klavieren 
3
Omvang van de klavieren 
61 toetsen
Beschrijving van de toetsen 
Afgeschuinde frontons
Beschrijving van de boventoetsen 
In ebbenhout met afgeschuinde frontons
Beschrijving van de bakstukken of kader 
In ebbenhout of zwart gekleurd
Omvang van het voetklavier 
32 toetsen
Materialen van het voetklavier 
Recht en gebogen en de boventoetsen met sterk afgeronde frontons en in een cirkelboog geplaatst
Registers 
Een ononderbroken rij registerwippers boven de klavieren met gegraveerde inscriptie voor elk register
Combinaties 
Een rij witte knoppen boven de rij registerwippers
Voetsteun 
Plat
Met de voet bediende organen 
Ijzeren lepelpedalen in twee rijen, met het plaatje met het opschrift tussen de beide rijen. Met zes pedalen onder en vijf boven aan elke kant van twee grote treden voor het zwelpedaal van Reciet en Positief.

- Linkerbovenzijde:
Cbl (vrije combinatie) / graR / oc.aig.RP / aigP / aig GO
- Linkeronderzijde:
RP / RGO / PGO / RPd / PPd / GOPd
- Midden:
Ex P. / Ex R.
- Rechterbovenzijde:
AnGO / anP / anR / anPd / Tr R.
- Rechteronderzijde:
Fonds / Mix(tures) / M(ezzo) F(orte) / Forte / Tutti / Tr P.
 
Klavieren en voetklavieren
  • Naam 
    Hoofdwerk (I)
    Omvang 
    61 toetsen C - c''''
    Registers 
    Bourdon 32’ à ut’
    Montre 16’
    Bourdon 16’
    Montre 8’
    Gambe 8’
    Flûte 8’
    Bourdon 8’
    Prestant 4’
    Flûte 4’
    Nasard 2’2/3
    Doublette 2’
    Fourniture V
    Cornet V à c’
    Bombarde 16’
    Trompette 8’
    Clairon 4’
    Koppelingen 
    RGO (Récit/Grand-Orgue)
    PGO (Positif/Grand-Orgue)
    AnGO (Appel anches Grand-Orgue)
    Aig. G.O. (octave aiguë du Grand-Orgue)
  • Naam 
    Positief (II)
    Omvang 
    61 toetsen C - c''''
    Registers 
    Bourdon 16’ (*)
    Flûte harmonique 8’
    Gambe 8’
    Salicional 8’
    Quintaton 8’ (*)
    Bourdon 8’
    Grosse Quinte 5’1/3 (*)
    Prestant 4’
    Flûte 4’
    Quinte 2’ 2/3
    Doublette 2’
    Tierce 1’ 3/5
    Fourniture V (*)
    Cor anglais 8’ (*)
    Koppelingen 
    Oc.aig.RP (Octave aiguë du Récit/Positif)
    AigP (Octave aiguë du Positif)
    RP (Récit/Positif)
    Ex P. (Expression du Positif)
    AnP (Anches du Positif)
    Tr P. (Trémolo du Positif)
    Tremulant 
    Trémolo
    Bijzonderheden 
    Van registers met een (*) werden de pijpen niet geplaatst in 1929
  • Naam 
    Reciet (III)
    Omvang 
    61 toetsen C - c'''', 73 aan de windlade
    Registers 
    Bourdon 16’
    Flûte harmonique 8’
    Montre violon 8’
    Gambe 8’
    Salicional 8’
    Voix céleste 8’
    Bourdon 8’
    Prestant 4’
    Flûte 4’
    Quinte 2’2/3 (*)
    Doublette 2’
    Tierce 1’3/5 (*)
    Trompette 8’
    Basson-Hautbois 8’ (*)
    Euphone 8’
    Voix humaine 8’ (*)
    Chalumeau 4’ (*)

    Trémolo
    Koppelingen 
    GraR (Octave grave du Récit)
    Ex. R (Expression du Récit)
    AnR (Appel d’anches du Récit)
    Tr R. (Trémolo du Récit)
    Bijzonderheden 
    Van registers met een (*) werden de pijpen niet geplaatst in 1929
  • Naam 
    Pedaal
    Omvang 
    32 toetsen C - g'
    Registers 
    Bourdon 32’ (= 16’ et 12’)
    Montre 16’
    Bourdon 16’
    Quinte 12’
    Flûte 8’
    Bourdon 8’
    Quinte 6’
    Flûte 4’
    Bombarde 32’
    Bombarde 16’
    Trompette 8’
    Clairon 4’
    Koppelingen 
    RPd (Récit/Pédale)
    PPd (Positif/Pédale)
    GOPd (Grand-Orgue/Pédale)
    AnPd (Anches/Pédale)
 
Tractuur
  • Naam 
    Hoofdwerk (I)
    Noten 
    Mechanisch
    Traject en beschrijving van de mechaniek 
    Pneumatische Barkerhefbomen. Boven elkaar geplaatst zes rijen van tien balgen plus één.
    In de grote orgelkast links.
    Verdwenen.
    Beschrijving van de registers 
    Pneumatische leiding
  • Naam 
    Positief
    Zwelkast 
    Mechanisch
  • Naam 
    Reciet
    Noten 
    Penumatisch of gemengd
    Zwelkast 
    Mechanisch
 
Windladen
  • Type 
    Gedeeltelijk mechanisch en gedeeltelijk met ventielen (?)
    Inplanting 
    Windlade van het Hoofdwerk en het Pedaal in het linkermeubel en die van Positief en Reciet in het rechter
  • Naam van het klavier 
    Hoofdwerk
    Type 
    Verdwenen
  • Naam van het klavier 
    Positief
    Type 
    Verdwenen
  • Naam van het klavier 
    Reciet
    Type 
    Verdwenen
  • Naam van het klavier 
    Pedaal
    Type 
    Verdwenen
 
Pijpwerk
  • Naam 
    Hoofdwerk (I)
    Bijzonderheden 
    Kenmerkende vaststelling betreft de verschillen in de aanduidingen — oudere en andere meer recent — van de toetsen en registers op de pijpen die van uiteenlopende origine zijn en soms omgewerkt werden
    Beschrijving 
    In de volgorde waarin ze voorkomen, volgens de inventaris van Patrick Collon :
    BOURDON 32’. 37 pijpen : 1e octaaf stom, 2e octaaf gerepeteerd van de Bourdon 16’. Begint bij c’’ : pijpen in metaal met hoed en zijbaarden, met de hand gemerkt "Bourdon 32 B" en c#’’ : "afl". (toegeschreven aan De Volder)
    PRESTANT 16’. 73 pijpen waarvan 14 in de voorzijde van het linker meubel (toegeschreven aan Van Bever). Meer naar rechts, in zink met snijbaard, geen inscriptie. Bij c : inscriptie van de noten en "Mr Schmite fait en 1852 Montre 16'". Zijbaarden en stemklep. Vanaf de f#’’ : stemkrul op de voorzijde.
    BOURDON 16’. 73 pijpen. In eikenhout met stop en ebbenhout op het onderste labium. Bij c’ gedekte metalen pijpen met zijbaarden. Bij g#’’’’ open, conische pijpen. (toegeschreven aan De Volder)
    PRESTANT 8’. 73 pijpen. Tot de A : geschilderde zinken pijpen met snijbaard, 2 met stemklep. A# en H in beschilderd orgelmetaal, verlengd corpus en aanpassingen. Bij c : pijpen in zink met stemkrul en zijbaarden en bij c’ : in orgelmetaal met stemkrul op de voorzijde en zijbaarden. (toegeschreven aan Lemercinier).
    VIOLA DA GAMBA 8’. 73 pijpen. Geschilderde pijpen in zink met snijbaard en stemkrul. Bij c : inscriptie "Nicolas Draps 1904 Viola de Gambe Josse Peeters A Laeken". Pijpen in tin met stemkrul vooraan en met snijbaard. Eén pijp, f’’’, op toon gesneden. Nicolas Draps werkte in het atelier van Van Bever waar Josse Peeters de pijpen maakte.
    FLUIT 8’. 73 pijpen. C tot H in rode den, open met stemklep. Op de H : "L’orgue de Ste Gudule a été restauré en 1896 par la Maison (Van Bever frères)". Van c tot f’, open tinnen pijpen met stemklep en zijbaarden. Van f#’ tot c’’’’’, open tinnen pijpen met zijbaarden. De laatste 19 hebben een wijde mensuur en kunnen toegeschreven worden aan Forceville.
    BOURDON 8’. 73 pijpen. C tot H, houten pijpen met stop en sporen van oude haken. Vervolgens 3 pijpen in zink met stop, zijbaarden en inscriptie met de doorslag, verder in tin met manuele inscriptie. Vanaf de f#’’’, open, conische pijpen.
    PRESTANT 4’. 61 pijpen. Pijpen in tin, waaronder een gegraveerd « Prestant ». Stemklep. Bij de mi’ stemkrul op de voorzijde en de laatste 7 op toonhoogte gesneden. De zijbaarden gaan tot de g’’.
    FLUIT 4’. 73 pijpen. Spoelvormige (conische) pijpen in orgelmetaal tot de f’’’. Er is een stemklep tot de f, zijbaarden tot d#’ en daarna noch het ene noch het andere. Vanaf f#’’’ cilindrische corpora. Die laatste pijpen zouden ouder zijn.
    DOUBLET 2’. 61 pijpen. Pijpen in tin met stemklep voor de eerste 3 en zijbaarden tot de g, uitgezonderd de fa (zijbaarden weggesneden en verlengde voet) en de fa# (zonder). Die pijpen zijn niet gemarkeerd.
    NASARD 2’2/3, 61 toetsen. Op de do is gegraveerd « Nazard Bruxelles g ». Pijpen in orgelmetaal met zijbaarden en hoed met roer tot de si, daarna open pijpen. Manuele inscriptie van de noten tot de h’’, vervolgens met de doorslag.
    MIXTUUR V. 5 x 73 pijpen. Er zijn vijf repetities bij c, c’, c’’ (10’2/3), c’’’ en c’’’’. Op de eerste rij hebben enkele pijpen een stemklep, bij c’ zijn er 13 pijpen, niet allemaal opeenvolgend, die zijbaarden hebben en op een ervan is « Doublette Bruxelles C » gegraveerd. Er zijn pijpen in lood-tinlegering. Bij c’’’ bevinden de stemkrullen zich vooraan tot de f#’’’. De andere rijen hebben dezelfde repetities. Op rij 5 zijn er stemkrullen vooraan tot de h’’’. De inscripties van de noten zijn ofwel met de hand of met de doorslag aangebracht.
    CORNET V. 5 rijen tot c’.
    8’, 49 pijpen : gedekte stem en vanaf de c’’, met roer. Van c’ tot h’ zijn de pijpen in zink. Open pijpen vanaf de f#’’’’ en voorzien van een stemkrul vooraan. De gedekte pijpen zijn voorzien van zijbaarden. Op de c’’ is de volgende inscriptie te zien "Cornet derrière C Bourdon C Ste Gudule".
    4’, 49 pijpen : in orgelmetaal met zijbaarden en stemkrul vooraan. Op de c’’ is gegraveerd "Cornet 2 Derrière Prestant Ste Gudule". Een stemklep op f’’’’.
    QUINT.. van c’ tot h’, stemkrul achteraan en zijbaarden voor de eerste 5. Op c’ staat "Fourniture". Op c’’ "Cornet Derrière Quinte 3C". Een stemklep op de e’’’’.
    DOUBLET 2’. 36 pijpen : zijbaarden en stemkrul vooraan voor het 1e octaaf, op de c’’ : "Cornet derrière Doublette C4C" zonder inscriptie van de noten, verder weer opnieuw op c’’’. Geen pijpen vanaf de c’’’’.
    TERTS. 24 pijpen : met zijbaarden tot g’ ; e’’ tot e’’’ onbestaande, vervolgens f’’’ tot c’’’’. Met de hand of met de doorslag gemarkeerd.
    BOMBARDE 16’, 73 pijpen. Van do tot c’’’’ met tong, de eerste 7 met een eikenhouten beker waarvan de basis in koper en de voet in zink is uitgevoerd, vervolgens zijn de bekers in orgelmetaal met ijzeren basis en loden voet. De inscripties beginnen bij G# en de cijfers zijn niet altijd in logische volgorde. Enkele pijpen hebben een beleerde tong en op de noten A en H staat te lezen « B 32’ ».
    Bij c#’’’’ zijn er open pijpen met stemkrul vooraan.
    TROMPET 8’. 73 pijpen. Van C tot F, zijn de bekers in zink, met stemkrul, daarna in orgelmetaal met ijzeren basis tot de f#. Open pijpen met bek tot de c’, met zijbaarden tot de g’’ en een stemkrul. De inscripties van de noten kloppen niet altijd.
    KLAROEN 4’. 61 pijpen. Basis van de beker in ijzer tot de f#. Bij c’, labiaalpijpen met stemkrul vooraan en zijbaarden tot de g’’
  • Naam 
    Positief (II)
    Beschrijving 
    OVERBLAZENDE FLUIT 8’. 73 pijpen. 12 open pijpen in den met snijbaard, stemklep en debietregeling aan de voet. Van c tot d, drie pijpen in zink, de rest in tin, behalve de c#’ in lood. Die pijpen hebben een stemkrul, zijbaarden en een gaatje vanaf de c’’, in welke gegraveerd is « C Flûte Harmonique Ch ».
    VIOLA DA GAMBA 8’. 73 pijpen. Do tot sol in zink met spitslabium, stemkrul en snijbaard. De rest in tin met snijbaard tot de sol, verder met zijbaarden tot de c’’ en stemkrul tot de c’’’’’. Op d staat gemarkeerd "Viole de Gambe" en de g’’’ is van een andere makelij.
    SALICIONAAL 8’. 73 pijpen. C in zink met spitslabium, snijbaard en gemarkeerd “c# Salicional positif G”.
    C# tot H in orgelmetaal met snijbaard en stemkrul. Bij c, pijpen in tin met stemkrul en snijbaard tot de sol, verder met zijbaarden tot de fa’. Bij c’ pijpen in tin tot si’’’, verder pijpen in orgelmetaal. De g’’’ is in orgelmetaal en van verschillende makelij.
    BOURDON 8’. 73 pijpen. Van C tot F# houten pijpen met stop en onderlabium ofwel in fruithout ofwel in ebbenhout. Van G tot H pijpen in zink met zijbaarden en deksel. Van c tot f’’’ pijpen in lood met zijbaarden en hoed. Op de c is gegraveerd « Bruxelles Bourdon C C# » (toegeschreven aan De Volder). Bij fa#’’’ pijpen in tin gemarkeerd met de doorslag.
    PRESTANT 4’. 73 pijpen. C tot H in zink met ingezet labium, stemkrul en zijbaarden. Bij c, pijp in lood met zijbaarden en stemkrul en c# pijpen in tin tot de c’’’’’. Op de c'' is gegraveerd « prestent 4 ». De stemkrullen gaan tot de c’’’’. De aanduidingen van de noten stemmen niet altijd overeen.
    FLUIT 4’. 61 pijpen. Pijpen in lood tot de f’’, met zijbaarden en hoed. Bij f# hebben de hoedjes een roer. De D heeft een voet in zink. Aanduiding « Bourdon c# Bruxelles » op de C (toegeschreven aan De Volder). Van f#’’ tot c’’’’, conische pijpen in tin.
    KWINT 2'2/3. 61 pijpen. Conische pijpen in tin tot de a#’’ en met zijbaarden tot de la. Om h’’, pijpen in lood, verder pijpen in orgelmetaal tot de c’’’’. (Toegeschreven aan Lemercinier, op basis van oud materiaal).
    DOUBLET 2’. 61 pijpen. Pijpen in lood tot de c’ met roer en zijbaarden. Op de do staat gegraveerd "Nazard Bruxelles G C Cornet devant C#".
    Bij c’, pijpen in tin met stempelafdruk tot c’’’’, met een pijp in orgelmetaal bij h’’ en a’’’ en enkele aanduidingen met de hand. (Toegeschreven aan Lemercinier)
    TERTS 1'3/5. 56 pijpen. In orgelmetaal met zijbaarden tot de F#, verder in tin tot de h’’ behalve de f#’’, in orgelmetaal. Ze zijn gestempeld vanaf de f#’ en hebben allemaal een stemkrul. De aanduidingen van de noten stemmen niet altijd overeen.
  • Naam 
    Reciet (III)
    Beschrijving 
    BOURDON 16’. 72 pijpen. Van C tot H in eik, met stop. Op de pijpen C# en G staat gegraveerd "Fait par Mr Schmit en 1852 facteur d’orgue" en "Fait par Mr Schmit Facteur d’Orgue 1852 à Bruxelles". Van H tot h zijn er ingezette onderlabia, behalve bij d, a, h. Op de h kleeft een papiertje met de aanduiding "B 16 péd.".
    Bij c’ zijn de pijpen in tin, gedekt en met zijbaarden tot de f#’’’’. Vervolgens zijn de pijpen conisch tot de h’’’’. Op de si hangt een etiket "B 16 ped." Toegeschreven aan Loret.
    OVERBLAZENDE FLUIT 8’. 73 pijpen. Van C tot H, in grenenhout met stemklep, snijbaard, regeling van het winddebiet in de voet en gedrukte merkstempel. Van c tot c’’’’’ in tin behalve c’’ in lood. Stemklep tot de e’, vervolgens stemkrul. Zijbaarden bij allemaal behalve f#’’’’ en g’’’’ en een overblaasgaatje voor en achter bij c’’ tot d’’’’, gevolgd door slechts één tot de c’’’’’.
    Op de F staat gegraveerd "Fait par Mr Schmit 1851" en op de G "Fait Mr Schmit 1850". Op de c is gegraveerd "Flûte harmonique 4 pieds".
    VIOOLPRESTANT 8’. 73 pijpen. In zink tot de si met snijbaard, zijbaarden, stemkrul, toegevoegde lip en gemerkt met de doorslag. Bij c’ pijpen in tin met zijbaarden, stemkrul, toegevoegde lip en gemerkt met de doorslag. (Toegeschreven aan Lemercinier).
    SALICIONAAL 8’. 73 pijpen. In zink tot de h, daarna in tin. Ingezet labium, snijbaard tot de e’’, verder zijbaarden, stemkrul. Op C, c, c’, c’’, c’’’ en c’’’’ is te lezen "SAL." en "1813" op c, c’ en c’’.
    VOIX CELESTE 8’. 61 pijpen bij c. Van c tot h, pijpen in zink, stemkrul, snijbaard tot c#’’, daarna zijbaarden, allemaal gemerkt met de doorslag. Op c, c’, c’’ staat "2780 COEL" en op c’’’ en c’’’’" COEL".
    BOURDON 8’, 73 pijpen. Van C tot H in eik met stop en ebbenhout op het onderlabium. In zink van do tot mi met opgezet labium, vervolgens in orgelmetaal tot f’’’. Alle metalen pijpen hebben een roer en zijbaarden. Van f#’’’tot c’’’’’, conische pijpen. Op de fa staat aangegeven « Bourdon Ste Gudule Bourdon + Roppe ( ?) » en op f# en g « afl ».
    PRESTANT 4’. 61 pijpen. In tin met zijbaarden en stemklep tot de d, vervolgens in orgelmetaal met stemkrul en zijbaarden. Op de C is gegraveerd « Prestant 4’ ». De aanduidingen van de noten zijn vrij uiteenlopend en de laatste pijp is gemarkeerd met de doorslag.
    FLUIT 4’. 61 pijpen. Eerste pijp in eik met stop en zijbaarden en de aanduiding "Flûte 4 pieds". C# tot D#, pijpen in orgelmetaal met hoed en aanduiding op de C# « C Bourdon 16 St Gudule 1829 C» en « Flûte douce 4p c » (later). Vanaf de E tot de c#’, pijpen in tin met een roer en zijbaarden. Van d’ tot h’’ pijpen voorzien van zijbaarden, en een deksel met gesoldeerd roer. Verder c’’’ tot f’’’ conische pijpen en tenslotte cilindrische pijpen.
    DOUBLET 2’. 61 pijpen. In orgelmetaal. C, a#’’ en de laatste 6 zijn van een verschillende makelij. Zijbaarden tot de h en stemkrul tot de f#’’. Op C# aanduiding « C Doublette 2p Ste Gudule ». Toegeschreven aan De Volder.
    TROMPET 8’. 73 pijpen. Beker in zink tot de si, stemkrul en leer op de tongbladen. Op de do de aanduiding « C Tr. C 5661 ». Van c’ tot fa’’’, bekers in tin met stemkrul en repetitie bij do’’’. Vervolgens tinnen labiaalpijpen met zijbaarden. Stemkrul tot si’’’.
    EUPHONE 8’. 73 pijpen. Tot de fa’’’, bekers in tin en kop in eik tot de h, verder alles in tin. Aanduiding op f#, g, d, d#’ en c’’’ « Fait par Mr Schmit ano 1851 » of « en 1851 » of « en 1852 » of « facteur d’orgue en 1852 ». Om f#’’’ labiaalpijpen in tin, eng gemensureerd en met stemkrul.
  • Naam 
    Pedaal
    Bijzonderheden 
    De meeste registers hebben een stemomvang gaande van C naar c'. Aangezien de pijpen van c#' tot g' van een andere makelij zijn, mogen we veronderstellen dat er een uitbreiding heeft plaatsgevonden van het pedaalklavier dat aan Lemercinier wordt toegescheven.
    Beschrijving 
    PRESTANT 16’. 32 pijpen. De eerste 14 in zink in het front rechts met opgeworpen labium, met snijbaard en stemkrul. Van d tot c’, pijpen in zink op de windlade, met snijbaard en stemkrul. Toegeschreven aan Van Bever. Verder 7 pijpen in orgelmetaal, op dezelfde manier gemonteerd. Op de c#’, aanduiding « montre 8 C » ; voor de volgende, indicatie van de noten, bijna allemaal afwijkend.
    BOURDON 16’. 32 pijpen. Eik, deksel en ebbenhout voor het onderlabium. De laatste pijp is in sparrenhout. Vanaf de c en tot h is de aanduiding « posit » te lezen en op c’ bevindt zich een etiket « C 16p ».
    KWINT 12’. 32 pijpen. In orgelmetaal, met snijbaard en stemkrul. Vanaf de c#’, verschillende aanduidingen van de noten van « g » tot c# », allemaal met « m 8 ». Op de laatste: « C# C doublette contre Bruxelles ».
    FLUIT 8’. 32 pijpen. Van C tot H, pijpen in eik met stemklep, onderlabium in ebbenhout en houten vleugels. Van c tot h, pijpen in orgelmetaal met zijbaarden en stemklep. Bij c’, 1 pijp in orgelmetaal, de rest in tin. C’ heeft een stemklep, c#’ zijbaarden en de andere een stemkrul.
    BOURDON 8’. 32 pijpen. Van C tot H pijpen in eik met deksel, onderlip. Voor C, E en B, onderste labium in ebbenhout en de andere in fruithout. De rest uit orgelmetaal met hoed en zijbaarden. Op de c staat « Bourdon 8 pédale Bruxelles C 1830 ».
    KWINT 6’. 32 pijpen. Van C tot E, pijpen in eik met deksel en sporen van oude verbindingen op C en C#. Van f tot g’, pijpen in orgelmetaal met stop en zijbaarden. Op de f « Flûte Pédale Bruxelles C 1830 ».
    FLUIT 4’. 32 pijpen. Register in orgelmetaal met zijbaarden en stemklep van C tot c’, daarna met stemkrul. Op de C « Prestant C Bruxelles 1830 » en op de D# « Pédale Bruxelles ». Verschillende markeringen van noten op elk octaaf.
    BOMBARDE 32’. 32 pijpen. Bekers in zink en voet in zink tot de c’, verder tinnen beker met loden voet. Van C tot H, lood op het tongblad en leder op de tong. Van do tot re, leder op het tongblad. De eerste beker lijkt onbestaande en de tweede is 8m48 lang, met bovenaan een diameter van 45 cm.
    BOMBARDE 16’, 32 pijpen. Van C tot G#, bekers met vierkante doorsnede in eik, met een koperen basis en loden voet. De rest van de pijpen heeft tinnen bekers met een ijzeren basis en voet in lood. Op de noot A, staat te lezen « Bruxelles A Bombarde pédale » en in de hoge tonen « Tr(ompette) ».
    TROMPETTE 8’. 32 pijpen. Tinnen bekers met ijzeren basis, behalve bij de laatste. Talrijke aanduidingen « Tr » en op gekleefd papier « 8 p ». Op de C
    « Trompette pédale Bruxelles 1830 C ».
    KLAROEN 4’. 32 pijpen. Tinnen bekers met ijzeren basis tot de f#. De voeten zijn in lood. Op de C staat « Clairon pédale Bruxelles » en op de laatste 6 « tr. ».
 
TECHNISCHE KENMERKEN VAN HET INSTRUMENT
Speeltafel Klavier(en) en voetklavier(en) : 4
Klavier(en) en voetklavier(en) Hoofdwerk (I), Positief (II), Reciet (III), Pedaal
Tractuur
Hoofdwerk (I) Mechanisch
Positief 
Reciet Penumatisch of gemengd
Het gebouw
Sint-Michiels en Sint-Goedelekathedraal

Sint-Michiels en Sint-Goedelekathedraal

Adres : Sint-Goedelevoorplein
1000 Bruxelles
Bouwstijl : Gotiek
Bouw : 1250
Bouwperiode : 13de
Type : Beschermd bouwwerk bij besluit van 05/03/1936
Orgel(s) aanwezig in dit gebouw