Neogotisch galerijorgel (Schyven, 1873)

Sint-Pauluskerk

Speeltafel  / Neogotisch galerijorgel (Schyven, 1873) - Sint-Pauluskerk
Architectuur, plaats, inplanting  / Neogotisch galerijorgel (Schyven, 1873) - Sint-Pauluskerk
 Klik op een foto om te vergroten
HET INSTRUMENT
Orgelkast - bouwdatum 1873
Orgelkast - plaats Op de galerij
Orgelkast - stijl  Neogotisch
Gebruikte materialen Grenen
Beschrijving van de orgelkast Orgelkast met vijf vlakvelden, waarvan het middenveld en de zijvelden hoger zijn dan de rest. Boven het centrale gedeelte troont een nis met een beeldje.
Speeltafel - beschrijving Rechthoekige speeltafel, registers op terrassen aan beide zijden van de manualen
Speeltafel - plaats Vrijstaand, tegenover het altaar
Speeltafel - materialen Eik
Speeltafel - bijzonderheden De speeltafel is niet orgineel. Deze lijkt vervaardigd te zijn uit hout dat kon worden gerecupeerd van het deksel van de speeltafel. Er zijn twee kanten aan, de ene voor de organist, de andere voor de koordirigent.
Bouwdatum 1873
Persoon belast met het onderhoud Schumacher Guido
Onderhoud - bijzonderheden Het orgel is nog altijd onder garantie
Stemming Diapason 440 Hz
Stemming - bijzonderheden Bij 18° C
Temperatuur Gelijkzwevend
Akoestiek ± 2 seconden
Orgelbouwer(s) Pierre Schyven
HET INSTRUMENT
Bouwdatum 1873
Orgelkast - stijl  Neogotisch
Orgelbouwer(s) Pierre Schyven
HISTORIEK VAN HET INSTRUMENT
Historiek Sinds haar oprichting wenste de Sint-Paulusparochie van meet af aan te voorzien in een orgel.
Pas in 1926 kon echter een eerste voorlopig orgel aangekocht worden. Het ging om een pneumatisch Kerkhoff-orgel, afkomstig uit een Luikse bioscoop die afgebroken diende te worden. Dat orgel werd voorlopig in de kerk opgeslagen, alvorens naar de galerij van de nieuwe kerk getransporteerd en daar gemonteerd te worden.
Het werk werd in 1943 toevertrouwd aan de orgelbouwer Louis Lemercinier uit Jambes.
Het orgel, dat nooit een kast heeft gekregen, leverde goede diensten tot het einde van de jaren ’70, waarna het van waterschade te lijden had en de windladen door wormen beschadigd werden.
Een parochiaan, mijnheer Luc Ceulemans, geholpen door de organist Michel Vandenbossche, heeft de balgen van de notentractuur van het hoofdwerk vervangen en nog een aantal noodreparaties uitgevoerd. Vervolgens is orgelbouwer Georges Delmotte het instrument opnieuw komen stemmen.
Zo heeft het orgel na die ingrepen nog een tiental jaar min of meer bevredigend gewerkt.
Na een versnelde toename van de problemen in de jaren 1990, heeft de hoogbejaarde heer Ceulemans nog eens de moed gevonden om het orgel opnieuw onder handen te nemen.
Helaas voor hem was hij niet opgewassen tegen een dergelijke grote onderneming en is hij gestorven alvorens hij tot een bepaald resultaat was kunnen komen. Al bij al een orgelverhaal met een droevig einde...

Hieronder de samenstelling van het instrument:

Hoofdwerk (56 noten)

Bourdon 16
Principaal 8
Bourdon harmonique 8
Eoline 8
Prestant 4
Octavin 2
Fourniture
Trompet 8

Zwelwerk (56 noten)

Open fluit 8
Nachthoorn 8
Salicionaal 8
Voix céleste 8
Echofluit 4
Fagot-hobo 8



Pedaal (30 noten)

Subbas 16
Octaaf 8
Basoctaaf 8

Speelhulp (pedalen met inhaaksysteem)

H.W. /Pedaal
Rec./Pedaal.
Rec./H.W.
H.W. superoctaaf
Tremolo Reciet
3 combinaties “à volonté”: piano, forte, tutti

Zwelpedaal reciet (balanstrede)
Algemeen crescendo (balanstrede)

Enkele bijzonderheden:
De Fourniture was in werkelijkheid een progressieve cornet 3 tot 4 sterk:
Do3: 4, 2 2/3, 2, 1 3/5
Do1: 2 2/3, 2, 1 3/5
De 2’-rij was afzonderlijk beschikbaar onder de naam octavin.
De eoline was een vrij brede strijker, waarvan het corpus verlengd werd door een breder gemaakt opzetstuk.
Nogal wat pijpen waren gekropt, vanwege de beperkte hoogte in de bioscoop.

Dit orgel werd door orgelbouwer Schumacher in december 2000 gedemonteerd om plaats te maken voor het nieuwe orgel. De nog bruikbare onderdelen werden door de orgelbouwer gerecupereerd. Eerder al hadden bepaalde registers van het orgel elders een bestemming gevonden:
- De Fagot-Hobo in het orgel van de kerk van Onze-Lieve-Vrouw Boodschap in Elsene.
- De Eoline, de Voix céleste en het eerste octaaf van het Salicionaal werden aangekocht door de Heilige-Mariakerk in Schaarbeek om bij de toekomstige restauratie van het Kerkhoff-orgel de ontbrekende stemmen te vervangen.
- De Trompet werd overgenomen door de heer Lucien Derzelle voor het orgel van Morlanwelz.

* * *

Om weer over een instrument te beschikken met het oog op de muzikale begeleiding tijdens de liturgie, heeft de Sint-Paulusparochie tijdens de jaren 1980 een klein studieorgel gekocht, tweemanualig met pedaal, 7 registers en elektrische tractuur. Het instrument is van de hand van de niet zo bekende orgelbouwer André Rousseau. Het is een klein orgel zonder kast, met een vrijstaande speeltafel en het werd ondergebracht in het dwarsschip van de kerk.

Hieronder de samenstelling van het orgel:

Bourdon 8
Prestant 4
Fluit 4
Nazare (sic) 2 2/3
Doublet 2
Terts 1 3/5
Cimbaal 2 sterk

Alle registers zijn tegelijk beschikbaar op de twee manualen (56 noten) en op het pedaal (30 noten).
De registers worden ingeschakeld door middel van registerwippers voor wat de manualen betreft en voetknoppen voor het voetklavier.

Speelhulp (voetknoppen)

Tutti
Afsteller cymbalen
Afsteller nazare (sic) en terts
Vibrafoon (= tremolo)

Dit instrument werd eind 2001 verkocht aan de parochie van Ligne in Henegouwen.

* * *

In de loop van het jaar 1998, stond het Collège Saint-François-Xavier uit Verviers voor de opdracht om op korte termijn een koper te vinden voor het orgel van hun kerk die moest worden afgebroken.

Abbé Christian Tricot, pastoor van de Sint-Paulusparochie in Ukkel, geadviseerd door Léon Kerremans, deed na een bezoek aan het instrument het voorstel om de aankoop ervan te overwegen. Het demonteren van het orgel is gebeurd door orgelbouwerij Schumacher, begin mei 1998, net vóór de afbraak van de kerk.
Daarna werd het mogelijk de restauratie van het orgel en de installatie ervan in de Sint-Pauluskerk te overwegen.

Het orgel van het Collège Saint-François-Xavier in Verviers, gebouwd in 1873, is een van de eerste instrumenten die werden geleverd door het Brusselse huis Pierre Schyven.
De orgelkast, neogotisch van stijl, troonde in het midden van een origineel doksaal van twee verdiepingen, waar het dankzij het grote glasraam aan de ingang met een veelkleurig aureool werd omgeven.

De samenstelling van het orgel was als volgt:

Hoofdwerk (56 noten):

Bourdon 16
Principaal 8
Fluit 8
Bourdon 8
Gamba 8
Salicionaal 8
Voix céleste 8
Prestant 4
Fourniture 2 (sic)
Hoorn 16
Trompet 8
Fagot-hobo 8.

Klein klavier (56 noten) [transmissieregisters]:


Bourdon 16
Principaal 8
Fluit 8
Bourdon 8
Gamba 8
Salicionaal 8
Voix céleste 8
Prestant 4
Fourniture 2 (sic)
Hoorn 16
Trompet 8
Fagot-hobo 8.

Voetklavier (27 noten) [transmissieregisters]:

Subbas 16
Fluit 8

Speelhulp:

2 pedaalkoppels, combinatiestemmen van het H.W., tremolo, zwelpedaal.

De tractuur is volledig mechanisch.
De registers van het klein klavier en het pedaal zijn transmissies van stemmen van het groot klavier waarvoor een systeem van dubbele cancellen gebruikt werd. In totaal staan op de tweedelige windlade dus maar 12 reële registers.
Het hele orgel zit in een zwelkast, waarvan de jaloezieën zich achter de principaalpijpen bevinden.

in 1926-1927, op het ogenblik dat de kerk een schilderbeurt kreeg, is orgelbouwer Kerkhoff voor 3.000 francs overgegaan tot het schoonmaken en in orde zetten van het orgel. Over zijn werk was men echter niet zeer tevreden. In een brief van 25 februari 1929 wordt de onvrede als volgt verwoord: “Het orgel bevindt zich opnieuw in een treurige staat, niettegenstaande de renovatie van twee jaar geleden. Het fabrieksmerk op de speeltafel is een schande.”
Tot op vandaag zijn de sporen zichtbaar van de schroeven waarmee het plaatje ooit werd bevestigd.

Afgezien van die werken heeft het orgel in zijn lange bestaansgeschiedenis geen wijzigingen ondergaan, tenzij in 1972, het jaar waarin besloten werd om het te “vervolledigen”, zodat er ook oude muziek op zou kunnen gespeeld worden. De zorg voor de gewenste aanpassingen werd toevertrouwd aan orgelbouwerij Thomas uit Ster-Francorchamps.
De verbouwingen, hoe betwistbaar ook vanuit esthetisch standpunt, werden met zorg uitgevoerd en, zo werd gezegd, vanuit de bezorgdheid om het oorspronkelijke karakter van het instrument zo weinig mogelijk aan te tasten.
Twee stemmen (de hoorn 16 en de gamba 8) werden “opgeofferd” en een derde (de Fourniture) werd omgebouwd.
Op de plaats van die oude fourniture, kwam een nieuwe, “klassieke” Fourniture 3 sterk (bestaande uit een combinatie van nieuwe en oude pijpen, gerecupereerd van de oorspronkelijke stemmen).
Een 4-voets fluit heeft de plaats ingenomen van de gamba 8’.
Een sesquialter, bestaande uit de kwintrij 2 2/3 en een gedeelte van de tweevoets rij van de fourniture, aangevuld met voor het overige nieuwe pijpen, heeft een plaats gekregen op de pijpstok van de hoorn 16.
Drie registertrekkers zijn weggehaald, wellicht om te vermijden dat men zich bewust zou worden van de problemen veroorzaakt door bepaalde defecte kleppen voor de transmissies. Het pedaal voor het oproepen van het tongwerk werd ook verwijderd.
De nieuwe registers vermengden zich spijtig genoeg niet erg goed met de bestaande.
Toch bleef de sonoriteit van het geheel al bij al vrij merkwaardig, zeker wat betreft de grondstemmen.

Het orgel van de kerk van de Jezuïeten in Verviers was in die tijd nogal bekend dankzij de aanwezigheid van pater François Assenmacher (1866-1945), organist en componist.

* * *

Na de overname van het orgel en het demonteren ervan, moest alle aandacht gaan naar de renovatie en het opnieuw opstellen van het instrument in de Sint-Pauluskerk in Ukkel.
De keuze voor die werken viel op orgelbouwer Schumacher.
De oorspronkelijke idee bestond erin om het in de bestaande toestand opnieuw op te bouwen, dus mét de veranderingen van Thomas.
Al vrij snel werd echter ingezien dat dit niet echt een bevredigende oplossing kon garanderen.
Toen werd eraan gedacht voor de oorspronkelijke bouw van het orgel te kiezen. De fournituren kon vrij makkelijk gereconstrueerd worden, aangezien de meeste van de pijpen ervan nog bestonden.
Het Schyven-orgel van de Sint-Jozefskerk in La Louvière is sterk gelijkend aan dat waarmee we ons hier bezighouden en de fourniture van dat instrument is absoluut identiek.
Dat werd om die reden als model gebruikt bij de heropbouw.
De samenstelling ziet er als volgt uit:
Do3: 2, 2 2/3, 4
Do2: 2, 2, 2 2/3
Do1: 1 1/3, 2 , 2 2/3

of, om preciezer te zijn:
- rij 1: 2 2/3’ over de hele omvang van het klavier
De eerste do heeft als inscriptie “Quinte 3 Verviers”.
- rij 2: 2’ over de hele omvang van het klavier
Deze rij is afzonderlijk beschikbaar onder de naam flageolet 2 van het reciet.
- rij 3: 1 1/3’ op do 1; 2’ op do 2; 4’ vanaf de do 3.

De reconstructie van de hoorn 16 en de gamba 8 lag moeilijker aangezien die registers afgebroken waren.
De dolcefluit die in 1972 door Thomas geïnstalleerd werd in plaats van de Gamba 8 was in feite een hergebruikt register, de discant van een Bourdon 16 uit dezelfde bouwperiode als het orgel, aangevuld met pijpen die zo te zien afkomstig zouden kunnen zijn van een oude cornet.
Dat register van vrij wijde mensuur en geïntoneerd door middel van tandingen, integreert perfect in het geheel van de grondstemmen.
Bovendien waren er in de oorspronkelijke samenstelling, in tegenstelling tot andere vergelijkbare realisaties van Schyven, geen viervoetsregisters in het reciet, wat voor een onevenwicht zorgde.
Dat soort instrumenten had altijd een overblazende fluit van vier voet.
Na rijp beraad werd besloten om de 4-voets dolcefluit voorlopig te behouden.

In de magazijnen van orgelbouwer Schumacher bevond zich een Engelse Hoorn van Schyven, afkomstig uit het oude orgel van de Gesù-kerk in Brussel.
Dat register werd op de plaats geïnstalleerd van de oude 16-voets Hoorn (waarvan het eerste octaaf wellicht op 8’ stond).
Aangezien het eerste octaaf van dat gerecycleerde register verdwenen was, werd het op 4’ gezet en het laatste octaaf werd aangevuld door middel van labiaalpijpen.
Op die manier bereikte het orgel een samenstelling die erg dicht in de buurt kwam van de oorspronkelijke of in elk geval paste binnen de logica van die tijd.
De windkasten werden zorgvuldig gerestaureerd. Om problemen te vermijden met de verwarming op basis van hete lucht, werden telescopische hulzen toegevoegd.
De kleppen van de transmissieregisters werden vernieuwd.
Ook de grote balg werd volledig gerestaureerd.
Het mechaniek werd grondig gereviseerd, de roest van de wellenborden verwijderd en alle regelmoeren vervangen.
De orgelkast werd alleen maar schoongemaakt. De manualen, waarvan het ivoor hier en daar erg versleten was, werden gedeeltelijk opnieuw belegd met ivoor dat gerecupereerd kon worden van het oude orgel.
De bijzonder kwetsbare frontpijpen in gewalst tin werden zo goed als het ging in hun oorspronkelijke staat hersteld.

Tijdens de laatste weken van de werken, is men erachter gekomen dat de intonatie van de Trompet en de Fagot-Hobo aanzienlijk gewijzigd was, voornamelijk door Kerkhoff in 1926-1927.
Het bleek noodzakelijk om de corpora van tal van pijpen te verlengen in een poging om de oorspronkelijke sonoriteit terug te vinden. Helaas bleek het niet mogelijk om tot een definitief resultaat te komen vóór de datum van de inhuldiging van het orgel. Alleen een meer doorgedreven restauratie van die registers zou het mogelijk maken om hen de oorspronkelijke klank terug te bezorgen.
Voor het overige blijven er problemen bestaan in de windvoorziening van de discant van de hoogste stemmen.

Het einde van de werken werd op de volgende manieren luister bijgezet:
- de zegening van het orgel door kanunnik Etienne Van Billoen, tijdens de mis van Palmzondag, op 8 april 2001, met de parochiekoren en Elizabeth Thornburn op het orgel
- uitvoering van “Chemin de Croix, Chemin des Hommes”, muziek van Jan Leopold en tekst van Gaston Lecleir, met medewerking van René Valmoz, Martin Pots, Michel Huybrechts, het kerkkoor van het Heilig-Hart in Koekelberg onder leiding van J. Dehan en Jan Leopold op het orgel, op vrijdag 13 april 2001, om 15 u.
- Het inhuldigingsrecital door Léon Kerremans, op vrijdag 4 mei 2001 om 20 u.
WERKEN
Begindatum 1926
Einddatum 1927
Type werkzaamheden Groot onderhoud
Kerkhof Jean-Emile
Begindatum 1972
Type werkzaamheden Groot onderhoud en wijziging van de samenstelling
Naam van de orgelbouwer André Thomas
Begindatum 2000
Einddatum 2001
Type werkzaamheden Restauratie
Naam van de orgelbouwer Guido Schumacher
Naam van de auteur Kerremans Léon
DOCUMENTATIE
Type Artikel
Titel "Le Père François ASSENMACHER (1866-1945), organiste et compositeur au Collège Saint-François-Xavier de Verviers"
Auteur Kerremans Léon
Referenties L’Organiste, 30ème année, n°119, pp111-114
Type Artikel
Titel "Les orgues de l’église Saint-Paul à UCCLE"
Auteur Kerremans Léon
Referenties L’Organiste, 33ème année, n°129, pp3-8
Type Artikel
Titel "L’orgue SCHYVEN 1873 de l’église Saint-Paul à UCCLE"
Bijzonderheden Brochure, uitgegeven naar aanleiding van de inhuldiging van het gerestaureeerde orgel. Verkrijgbaar bij de Sint-Paulusparochie.
HISTORIEK VAN HET INSTRUMENT
Historiek Sinds haar oprichting wenste de Sint-Paulusparochie van meet af aan te voorzien in een orgel.
Pas in 1926 kon echter een eerste voorlopig orgel aangekocht...
Werken
Begindatum 1926
Einddatum 1927
Begindatum 1972
Naam van de orgelbouwer André Thomas
Begindatum 2000
Einddatum 2001
Naam van de orgelbouwer Guido Schumacher
TECHNISCHE KENMERKEN VAN HET INSTRUMENT
Speeltafel
Structuur speeltafel en muziekstaander 
De vrijstaande speeltafel bevindt zich aan de voorzijde, tegenover het altaar en is helemaal uit eik vervaardigd.
Er moet vroeger een scharnierend deksel voor hebben bestaan.
De tweezijdige muziekstaander (de ene kant voor de organist, de andere voor de koordirigent) is niet oorspronkelijk en geeft de indruk uit het hout van dat deksel vervaardigd te zijn.

De frontons van de beide manualen zijn recht.
De bakstukken van de manualen zijn met palissander belegd.
Aantal klavieren 
2
Omvang van de klavieren 
56 noten
Beschrijving van de toetsen 
Ivoor
Breedte van de toetsen 
22 mm
Diepte van de toetsen 
140 mm
Breedte van het octaaf 
162 mm
Beschrijving van de boventoetsen 
Ebbenhout
Omvang van het voetklavier 
27 noten
Materialen van het voetklavier 
In eik en plat, met de boventoetsen in een cirkelboog
Registers 
De 22 eikenhouten registertrekkers zijn opgesteld op twee registerterrassen links en rechts van de manualen. Ze hebben een ronde doorsnede. Voor elke trekker is er een gedraaide palissander registerknop met op een plaatje in porselein de naam van het register. Daarbij is voor de stemmen van het hoofdwerk een witte kleur, voor die van het reciet een blauwe en voor de registers van het pedaal een gele kleur gebruikt.
Bij de restauratie van 2001 dienden vier van die porseleinen plaatjes nagemaakt te worden.
Combinaties 
De inhaakpedalen voor de combinaties zijn van ijzer.
Er zijn vier van die kleine pedalen voor de pedaalkoppels, het oproeppedaal voor het tongwerk en de tremolo en een vijfde groot pedaal voor de zwelkast.
Boven de pedalen zijn witte ovale porseleinen plaatjes met de aanduidingen.
Die porseleinen plaatjes zijn verzonken in een houten lat.
Toebehoren 
Inhaakpedalen
Samenvoeging van het hoofdwerk op het voetklavier
Samenvoeging van het reciet op het voetklavier Combinatieregisters van het hoofdwerk (registers aangeduid met een *)
Tremulant
Zwelkast (het grote pedaal)
Adresplaat 
Adresplaat: verdwenen (maakte wellicht deel uit van het deksel)
 
Klavieren en voetklavieren
  • Naam 
    Hoofdwerk
    Omvang 
    56 noten C-g'''
    Registers 
    Bourdon 16
    Montre 8
    Flûte harmonique 8
    Bourdon 8
    Salicional 8
    Voix céleste 8
    Prestant 4
    Flûte douce 4
    Fourniture 3 rangs
    Trompette 8 *
    Basson-Hautbois 8
    Cor anglais 4 *
  • Naam 
    Reciet
    Omvang 
    56 noten C-g'''
    Registers 
    Flûte harmonique 8
    Bourdon 8
    Salicional 8
    Voix céleste 8
    Flûte douce 4
    Flageolet 2 (extrait de la Fourniture)
    Trompette 8
    Basson-Hautbois 8
  • Naam 
    Pedaal
    Omvang 
    27 noten C-d'
    Registers 
    Soubasse 16
    Flûte 8
    Bijzonderheden 
    Er is geen koppeling van de klavieren aangezien de registers van het reciet allemaal dezelfde zijn als die van het hoofdwerk. Dat verklaart ook de ongebruikelijke aanwezigheid van een voix céleste en een fagot-hobo op het hoofdwerk.
 
Tractuur
  • Noten 
    Claviers à bascule.
    Balansklavieren.
    Traject en beschrijving van de mechaniek 
    De abstracten van de notentractuur gaan onder het voetklavier door om weer omhoog te gaan in het orgelbuffet en via een stel winkelhaken het wellenbord (met ijzeren wellen) te bereiken dat zich onder het front bevindt. Vandaar gaat de beweging naar de ventielen, respectievelijk aan de voorzijde van de windlade, voor het reciet, of aan de achterzijde ervan, voor het hoofdwerk en het pedaal.
    De voorsponde van de ventielkast wordt door geschroefde ijzeren haken op haar plaats gehouden.

    Voor de tractuur van de registers wordt eikenhouten stekers en ijzeren tuimelaars gebruikt.
    Zwelkast 
    Zwelkast voor het hele orgel: mechanische bediening door middel van eikenhouten stekers en ijzeren tuimelaars.
 
Windladen
  • Type 
    Het orgel telt twee diatonische halve sleepladen met afwisselende cancellen (een brevet van Merklin/SCHYVEN), om de transmissie mogelijk te maken van het grootste gedeelte van de registers van het ene klavier naar het andere en naar het voetklavier.
    Aard 
    In eik
    De pijproosters en de mannetjes zijn van eik. Het onderste gedeelte van de windladen is bekleed met schapenvel.
    Opstelling van de pijpen 
    De grootste pijpen bevinden zich aan de uiteinden.
 
Pijpwerk
  • Bijzonderheden 
    Het front telt vijf vlakvelden met respectievelijk 5 + 9 + 5 + 9 + 5 = 33 pijpen in gewalst tin.
    16 van die pijpen spreken (principaal 8 van het hoofdwerk). De resterende 17 zijn stom.

    Het pijpwerk binnenin is van uitstekende kwaliteit en heeft voor het grootste gedeelte een hoog tingehalte.
    Het soldeerwerk is zeer verzorgd. Er zijn hele fijne en regelmatige kernsteken aan de bovenlabia.
    Alle metalen pijpen, met uitzondering van de allerkleinste, zijn uitgerust met een stemkrul.

    Het orgel telt in het totaal 789 pijpen, waarvan 772 sprekende en 17 stomme

    De registers staan in volgorde van de pijpstokken
    Beschrijving 
    Van het front naar het midden:
    PRINCIPAAL 8' (eigen register van het hoofdwerk). De eerste 16 noten, in gewalst tin bevinden zich in het front (do 1 tot re # 2). 40 open tinnen pijpen op de windlade (mi 2 tot sol 5)
    BOURDON 16' (gemeenschappelijk register van het pedaal en van het hoofdwerk). 12 gedekte pijpen in geschilderd grenenhout en vervoerd naar de zijkanten (do 1 tot si 1). 12 gedekte pijpen in geschilderd grenenhout achter het front (do 2 tot si 2). 32 gedekte tinnen pijpen, met verplaatsbare hoed en zijbaarden, op de windlade (do 3 tot sol 5)
    OVERBLAZENDE FLUIT 8' (gemeenschappelijk register van het pedaal, van het hoofdwerk en van het reciet). 12 open pijpen in beschilderd grenenhout, met een verplaatsbare klep in beschilderd grenenhout en vervoerd naar de zijkant (do 1 tot sol # 1). Achter het tweede octaaf van de bourdon 16 (la 1 tot si 1). 44 open tinnen pijpen (do 2 tot sol 5). Dubbele lengte en toongaatjes op halve hoogte vanaf de do 4 (overblazende pijpen)
    BOURDON 8' (gemeenschappelijk register van het hoofdwerk en van het reciet). 12 gedekte pijpen in beschilderd grenenhout vervoerd achter het front (do 1 tot re # 1). Achter het tweede octaaf van de bourdon 16 (mi 1 tot si 1). 32 gedekte pijpen in orgelmetaal, met bewegende hoed en zijbaarden, op de windlade (do 3 tot sol 4). 12 conische open pijpen in tin (sol # 4 tot sol 5)
    SALICIONAAL 8' (gemeenschappelijk register van het hoofdwerk en van het reciet). 6 open tinnen pijpen (do 1 tot sol 5). Houten rolbaarden (niet oorspronkelijk) in het eerste octaaf, vervolgens gesoldeerde snijbaarden voor de bassen.
    VOIX CELESTE 8' (gemeenschappelijk register van het hoofdwerk en van het reciet). 44 open tinnen pijpen (do 2 tot sol 5). Gesoldeerde snijbaarden voor de bassen.
    FLUIT 4' (gemeenschappelijk register van het hoofdwerk en van het reciet). N. B.: dit register is niet oorspronkelijk. Het vervangt een viola da gamba 8'. Het gaat om de discant van een oude zestienvoets bourdon uit de 19e eeuw, aangevuld met open pijpen die afkomstig lijken van een oude cornet. 12 gedekte pijpen in orgelmetaal, voorzien van verplaatsbare hoeden en met zijbaarden (do 1 tot sol 3). De spraakinrichting is verlaagd door een stuk tin op het bovenlabium te solderen. 24 open tinnen pijpen (sol # 4 tot sol 5).
    PRESTANT 4' (eigen register van het hoofdwerk). 56 open tinnen pijpen
    FOURNITURE 3 sterk (register van het hoofdwerk dat gedeeltelijk gemeenschappelijk is met het reciet). 168 open tinnen pijpen, waarvan sommige bij de restauratie van 2001 moesten nagebouwd worden.
    Samenstelling:
    Do 3: 2', 2' 2/3, 4
    Do 2: 2', 2', 2' 2/3
    Do 1: 1' 1/3, 2' , 2' 2/3
    of preciezer:
    - rij 1: 2' 2/3 over de hele omvang van het klavier. De eerste do vermeldt de inscriptie “Quinte 3 Verviers”.
    - rij 2: 2’ over de hele omvang van het klavier. Deze rij is ook afzonderlijk beschikbaar onder de naam Flageolet 2 van het reciet.
    - rij 3: 1' 1/3’ op do 1; 2’ op do 2; 4’ vanaf de do 3.
    ENGELSE HOORN 4' (eigen register van het hoofdwerk). N.B.: dit register vervangt een zestienvoets hoorn die tijdens de werken van 1972 verdwenen is. Het gaat om een oude Engelse hoon 8’ van SCHYVEN, verplaatst naar 4 en aangevuld in 2001. 44 conische tinnen pijpen met een dubbele kegel, met tongen (do 1 tot sol 4); vierkante koppen en ijzeren stemkruk. 12 open tinnen labiaalpijpen.
    TROMPET 8' (gemeenschappelijk register van het hoofdwerk en van het reciet). 56 tinnen tongpijpen (do 1 tot sol 5); vierkante koppen en ijzeren stemkruk. De laatste 8 noten hebben overblazende pijpen. De kelen en tongen zijn niet meer de oorspronkelijke, wat voor intonatieproblemen zorgt.
    FAGOT-HOBO 8', 24 tinnen tongpijpen met het corpus van een fagot, waarvan de kleinste 5 of 6 niet oorspronkelijk zijn (do 1 tot si 2), 29 tinnen tongpijpen met het corpus van een hobo (do 3 tot mi 5). De kelen en tongen zijn niet meer de oorspronkelijke, hetgeen voor intonatieproblemen zorgt. 3 open, tinnen labiaalpijpen, evenmin oorspronkelijk (fa 5 tot sol 5)
 
Windvoorziening
  • Magazijn- of hulpbalg 
    Magazijnbalg
    Beschrijving 
    Het windwerk bestaat uit een groot magazijn van 3 x 1,30 m met twee inslaande en twee uitslaande vouwen en een tussentafel. Het geheel kreeg een plaats in de onderkast.
    Voor de windvoorziening van dat magazijn stonden twee pompen in die door een hefboom in werking werden gesteld. Deze is nog altijd aan de linkerkant van de orgelkast terug te vinden.
    Vier windkanalen voorzien de windlade via de vier hoeken van wind.
    De nieuwe elektrische ventilator werd in 2001 geplaatst in een relatief efficiënte dempkist rechts van de orgelkast.
    De motor is via een regelkast met rolgordijn rechtstreeks aangesloten op een van de vier windkanalen.
    Lengte 
    300 cm
    Breedte 
    130 cm
 
TECHNISCHE KENMERKEN VAN HET INSTRUMENT
Speeltafel Klavier(en) en voetklavier(en) : 3
Klavier(en) en voetklavier(en) Hoofdwerk, Reciet, Pedaal
Tractuur
 Claviers à bascule. Balansklavieren.
Het gebouw

Sint-Pauluskerk

Adres : Hockeylaan 96
1150 Woluwe-Saint-Pierre
Bouwstijl : Modern
Bouw : 1939-1941
Bouwperiode : 20ste
Bouwstijl : Modern