Galerijorgel in neostijl Louis XVI (Clerinx, 1850?)

Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk

Orgelkast  / Galerijorgel in neostijl Louis XVI (Clerinx, 1850?) - Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk
Architectuur, plaats, inplanting  / Galerijorgel in neostijl Louis XVI (Clerinx, 1850?) - Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk
 Klik op een foto om te vergroten
HET INSTRUMENT
Orgelkast - architect - bijzonderheden Het is bekend dat beeldhouwer Cornelis Janssen (1828–1895) zijn carrière begonnen is bij Clerinx, in 1855, en moet meegewerkt hebben aan de bouw van de kasten, zoals hij ook deed voor andere orgelbouwers, waaronder Pereboom of Van Dinter.
Orgelkast - plaats Op de galerij, in profiel, op de linkerkant
Orgelkast - stijl  Neostijl Lodewijk de zestiende
Opstelling van de pijpen Frontpijpen en Prestanten: 5 in elke toren, diatonisch opgesteld. In elk vlakveld 8 pijpen in afnemende volgorde van het midden naar de zijkanten, ook diatonisch opgesteld.
Beschrijving van de orgelkast Uitkragende orgelkast in eik, voorzien van drie torens van 5 tinnen pijpen, waarvan de middelste de grootste is, en twee vlakvelden van 8 tinnen pijpen. De voorzijde van de kast is in eik en de achterkant in grenen. Onder de torens bevinden zich sluitversieringen met gebladerte en een kleine tros vruchten. Bovenaan kroonlijsten waarvan de zijkanten bijgeschaafd zijn om het orgel op een smallere plaats te kunnen installeren. Boven de pijpen is er opengewerkt houtsnijwerk met drapering en geajoureerd gebladerte. De achterzijde van het meubel is bovenaan afgerond en voorzien van deuren met geschroefde scharnieren en sloten. Die deuren zijn momenteel evenwel verwijderd, net als de panelen van de onderkast. De toegang tot de achterzijde van het orgel is rechts van het instrument, onder de uitkraging. Onder het manuaal is er een recent paneel in Multiplex dat het klaviervenster boven het voetklavier afdicht.
Speeltafel - stijl Past bij de kast
Speeltafel - beschrijving In venster, onder het front
Bouw - bijzonderheden Een van de zeldzame instrumenten van Clerinx die in Brussel gebouwd zijn, momenteel zelfs het enige, na de verhuizing van het Clerinx-orgel dat in het muzieksalon van een particulier stond
Stemming Diapason 444 Hz
Temperatuur Gelijkzwevend
Akoestiek 2,5 seconden
Orgelbouwer(s) Jan Arnold Clerinx
HET INSTRUMENT
Orgelkast - stijl  Neostijl Lodewijk de zestiende
Speeltafel - stijl Past bij de kast
Orgelbouwer(s) Jan Arnold Clerinx
HISTORIEK VAN HET INSTRUMENT
Historiek Er is niets geweten over de geschiedenis van dit tussen 1839 en 1880 gebouwde orgel, met andere woorden de periode waarin Clerinx gewerkt heeft. Als orgelbouwer was hij vooral bekend in het voormalige bisdom Luik, dat ook Limburg omvatte, en in Nederland. De enige zekerheid die we hebben is dat het niet besteld werd door de parochie die zich in 1929 in de nieuwe kerk heeft gevestigd, terwijl het instrument anderzijds niet na 1880 kan gebouwd zijn. Het instrument moet dus van een andere kerk gekocht zijn en aangezien de Paters Assumptionisten die instonden voor de eredienst vooral uit Limburg kwamen, ligt hier misschien de link die ons verbindt met de streek waar Clerinx actief was.
Een en ander bevestigt dat Clerinx in Brussel geen enkel ander instrument heeft gebouwd, wat dit geval uniek maakt en een waardevolle getuigenis.

Het succes van Clerinx in zijn tijd had onder meer te maken met de uitvinding van een windlade die het mogelijk maakte bepaalde stemmen van het orgel te laten klinken op het ene of het andere van de twee manualen van hetzelfde instrument. Daartoe volstond een windlade waarop de onafhankelijke registers van een klavier vooraan stonden, die van het tweede klavier achteraan en in het midden van de windlade de gemeenschappelijke stemmen voor beide manualen. Zonder de toenmalige orgelbouwkunst met voeten te treden, kon Clerinx op die manier aan minder rijke parochies instrumenten aanbieden met een gevarieerd stemmenpalet. Overigens werd ook. We wijzen ook op de kwaliteit van zijn orgelkasten. Clerinx die heel waarschijnlijk het vak leerde van Pierre François Van Dinter de Tegelen (1785-1853) heeft op zijn beurt andere kunstenaars beïnvloed, waaronder Jean Leyser. Hij illustreert in zijn instrumenten de «klassiek-romantische» stijl van de Belgische orgelbouw.
WERKEN
Begindatum 1955
Bijzonderheden Bij het verplaatsen van het instrument, volgens de pastoor
Type werkzaamheden Plaatsing van een nieuw voetklavier en bank. Het instrument kreeg een 16-voets Subbas met een pneumatische windlade. De parallelbalg met zijn traditionele voetpompen heeft plaats gemaakt voor een nieuwe balg met zwevend blad.
Het is waarschijnlijk dat de vleugels links en rechts van de torens, die traditioneel de orgelkasten van Clerinx sieren, verdwenen zijn.
Wat het pijpwerk betreft, blijken er veranderingen plaatsgevonden te hebben, in de periode van de bouw of erna.
Het is in feite best mogelijk dat de diskant van de Cornet 3 sterk (2’2/3, 2’ en 1’3/5) nooit geplaatst is geweest. Het afdichten van de gaten in de pijpstok en het pijprooster is echter van dezelfde aard als dat op de niet bezette plaatsen van de Mixtuur 3 sterk. Daar is een rij van 4’ van verschillende makelij die begint bij do en waarop met de doorslag “Gam(be)” en de naam van de noot is aangebracht. Het Salicionaal 8’ in zink met vervoering naar een kleine pneumatische windlade voor de zware noten is evenmin in de traditie van Clerinx en hetzelfde geldt voor de Voix céleste. Het Doublet van zijn kant ziet er oud uit, maar hoe verklaren dat de viervoet Fluit van het pedaal in feite de bas van dit Doublet oproept? Heeft het misschien de plaats van een viervoets Fluit ingenomen? We stellen ook vast dat de registerwals nr. 4 een plaatsje is opgeschoven om de plaats van de verdwenen nr. 5 in te nemen.

Zonder vergelijkende analyse en een grondiger studie van het instrument is het moeilijk om erachter te komen of dit een voetklavier had, vóór de installatie van het huidige, waarvoor het klaviervenster onderaan de kast verbreed diende te worden. Ondanks de «pedaalregisters» die voornamelijk bedoeld zijn om de bas te versterken, kunnen we over dat punt niets zeggen.
DOCUMENTATIE
Type Artikel
Titel Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk, Clerinx orgel
Auteur François Houtart
Plaats Corbais
Referenties (1983-1993)
N° 92/1
Tijdschrift / Uitgave La Renaissance de l’Orgue
Uitgever Françoise de Viron
HISTORIEK VAN HET INSTRUMENT
Historiek Er is niets geweten over de geschiedenis van dit tussen 1839 en 1880 gebouwde orgel, met andere woorden de periode waarin Clerinx gewerkt heeft. Als orgelbouwer...
Werken
Begindatum 1955
TECHNISCHE KENMERKEN VAN HET INSTRUMENT
Speeltafel
Structuur speeltafel en muziekstaander 
Het vensterklavier is in eik. De gelede lessenaar in het venster rust op een poot.
Aantal klavieren 
1
Omvang van de klavieren 
56 toetsen
Beschrijving van de toetsen 
De toetsen zijn in eik met bovenzijde belegd met kunststofs materiaal. Het fronton is vertikaal.
Breedte van de toetsen 
22 mm
Diepte van de toetsen 
136 mm
Breedte van het octaaf 
164 mm
Beschrijving van de boventoetsen 
Zoals de toetsen maar verhoogd met een zwart gekleurd blokje en belegd met ebbenhout. Afgeschuind fronton.
Diepte van de boventoetsen 
79-85 mm
Beschrijving van de bakstukken of kader 
Recht. Inlegwerk, waaronder palissanderfineer met twee lichtere dunne lijntjes.
Omvang van het voetklavier 
32 toetsen
Materialen van het voetklavier 
Recht en concaaf. In grenenhout of gelijkaardig. De boventoetsen zijn hellend en in een cirkelboog geplaatst. Hun fronton is gebogen.
Registers 
In de stijlen links en rechts van het venster is er een vertikale rij van zeven eikenhouten ronde registertrekkers, voorzien van een knop in palissander met een wit porseleinen registerplaatje met geëmailleerd en in het zwart, met de vrije hand de naam erop aangebracht. De Voix céleste heeft een gele achtergrond en een ander soort letters. De Doublette heeft een compacter soort letters en een 'p' die bij de andere stemmen ontbreekt.
Koppelingen 
Het koppelregister is zoals de andere maar voorzien van een iets andere registerknop en een in zwart gegraveerd plastic registerplaatje
Toebehoren 
Een houten kap dekt twee lampen af die zich bovenaan het klaviervenster bevinden. Er is een elektrische verbinding met de schakelaar die in het meubel vastgeschroefd is.
Op de rechterwand bevindt zich een grote schakelaar met twee standen ‘on’ en ‘off’ voor de motor.
Adresplaat 
Boven het manuaal.
Een wegklapbare plaatje die toegang biedt tot de abstracten is voorzien van identiek inlegwerk aan dat van de bakstukken. In het midden is er een lichter gekleurde rechthoek met een lijntje rond waarin in gotische letters of in koperen hoofdletters gegraveerd staat:
A. Clerinx BREVETE St. Trond.
 
Klavieren en voetklavieren
  • Naam 
    (Positief)
    Omvang 
    56 toetsen C - g'''
    Registers 
    Prestant 4'
    Salicional 8'
    Cornet
    Doublette 2'
    Trompette 8’ bas.
    Montre 8'
    Bourdon 8'
    Voix céleste 8'
    Mixture
    Trompette 8’ sup.
  • Naam 
    (Pedaal)
    Omvang 
    32 toetsen C - g'
    Registers 
    Bourdon 8' péd
    Accoupl. Flûte 4' péd
    Montre 8' péd
    (Soubasse 16’)*
    Bijzonderheden 
    Geen register voor de Soubasse. De andere stemmen 12 toetsen, van UT tot SI.
 
Tractuur
  • Naam 
    Positief
    Noten 
    Opgehangen tractuur
    Toetsen 
    Staartklavier en toetsen met een lengte van 51 cm. De toetsen zijn ter hoogte van de voorzijde geperforeerd.
    Traject en beschrijving van de mechaniek 
    Een messingdraad gaat door de toets en heeft onderaan een regelmoer. De draad is verbonden met een grenen abstract die omhoog naar het wellenbord gaat, waar hij bevestigd is door middel van een geelkoperen draad. Hetzelfde geldt voor de abstract die voorbij het wellenbord vertrekt en bevestigd is aan een draad die in de windlade verdwijnt.
    Beschrijving van de registers 
    De eikenhouten trekkers zijn bevestigd aan ijzeren armen die in de verticale en achthoekige grenen wellen geschroefd zijn. Hogerop brengen de armen horizontale staafjes in beweging met een vierkante doorsnede (en rond voor de trekker van de (Fluit 4') van het Pedaal). Aan het uiteinde van de staven is een vertikale metalen tuimelaar die in sleepstuit verdwijnt.
    Wellenbord 
    Het wellenbord is op een grenen blad gemonteerd, achter het klaviervenster. De wellen en hun armen blijken uit ceder te zijn. De nokken zijn in eik en de assen uit koper.
  • Naam 
    Pedaal
    Toetsen 
    Staartklavier met een veer onder de voorzijde van de toets
    Traject en beschrijving van de mechaniek 
    Binnenin het orgel is de toets verbonden met een kleine windlade met een klep met 32 eerste kleine loden conducten die de kast langs de linkerzijde verlaten naar de windlade van de subbas. De toets is verlengd door middel van een klein vorkje dat een grenen abstract vasthoudt. Dat gaat omhoog naar een wellenbord dat de abstracten vervolgens verdeelt in de richting van de 32 toetsen van het voetklavier.
    Voor het pedaalkoppel is elke abstract voorzien van een blokje. Ze gaan in het vorkje. De abstracten gaan door een klein bewegend kader en worden vastgehouden door twee kleine metalen geleiders. Het kader is verbonden met het register dat het naar voor of naar achter brengt, afhankelijk van de vraag.
    Beschrijving van de registers 
    Zoals de andere
    Wellenbord 
    Moeilijk toegankelijk. Vertikaal, achter een paneel, onder het klavier.
 
Windladen
  • Type 
    Mechanisch voor het klavier en pneumatisch voor de Soubasse
    Inplanting 
    Twee windladen, parallel met het front, met de kleppenkast vooraan; toegankelijk door de fries onder het dekstuk van de orgelkast weg te nemen.
    De windlade van het pedaal bevindt zich onder de balustrade van de galerij, links van het orgel.
    Er is nog een kleine windlade met de ventielen voor twee toetsen voor de bassen van het Salicional die lager en achteraan links van de hoofdwindlade geplaatst is.
  • Naam van het klavier 
    Positief
    Aard 
    Eikenhouten windlade, type sleeplade met ventielen. Opliggende voorslag die is vastgemaakt door middel van vrij moeilijk toegankelijke haken, waardoor het niet mogelijk was ze te verwijderen, zonder speciaal gereedschap te gebruiken. Aan de onderzijde van de windlade dekt perkamentpapier de scheien af.
    Er zijn loden vervoeringen voor de frontpijpen en het pijpwerk dat van de windlade af staat.
    Opstelling van de pijpen 
    Diatonisch, de 7 grootste in het midden, en vervolgens van links en rechts naar het midden. Ut links en Ut# rechts.
    Beschrijving van de pijpstok 
    Montre 8’ Pédale
    Montre 8’
    Prestant 4’
    Bourdon 8’
    Bourdon 8’ Pédale
    Salicional 8’
    Voix céleste 8’
    Cornet
    Flûte Pédale (in feite de Doublette)
    Doublette 2’
    Mixture
    Trompette supérieure
    Trompette basse
    Bijzonderheden 
    De registers van het 'Pedaal'» openen een sleep voor de eerste 12 pijpen van de stemmen met de overeenkomstige namen. Er is dus een kleine aanvullende sleep onder elk van de drie pijpbalken. Het orgel heeft in werkelijkheid negen echte stemmen.
    De pijpbalk en het pijprooster van de Mixtuur zijn voorzien voor 3 pijpen per noot, en hetzelfde geldt voor de Cornet.
  • Naam van het klavier 
    Pedaal
    Aard 
    Grenen windlade met ventielen met onderzijde in Multiplex
    Opstelling van de pijpen 
    Chromatisch, pijpwerk rechtstreeks op de windlade, te beginnen met de voorzijde van het orgel, tot de achterkant en vervolgens in de andere richting voor de kleinste
 
Pijpwerk
  • Naam 
    Positief en Pedaal
    Bijzonderheden 
    In het prospect zijn er frontpijpen en Prestanten, van links naar rechts:
    Torentje : fa#, re, do, mi, sol#,
    Vlakveldje : do, Sib, sib, SOL#, FA#, MI, RE, DO,
    Torentje: Sib, SOL#, FA#, SOL, LA,
    Vlakveldje: DO#, RE#, FA, SOL, LA, la, SI, si,
    Torentje: fa, mib, SI, do#, sol.
    Beschrijving 
    PRESTANT 8’. In de toren, 6 grenen pijpen met onderlabium in eik, snijbaard in hout, ondersteund door een plaatje in tin. In de torens 15 pijpen met zijbaarden en opgeworpen rondlabium, in de vlakvelden, 3 pijpen met zijbaarden en spits toelopend labium. Ze hebben allemaal een overlengte en een stemkrul. Op de windlade 2 x 16 tinnen pijpen met zijbaarden voor de 11 eerste (6 links en 5 rechts), vervolgens zonder zijbaarden met langere voet en van een iets andere makelij.
    PRESTANT 4’. In de vlakvelden, 13 pijpen met driehoekig spitslabium, zijbaarden, overlengte en stemkrul. Op de windlade, links 21 pijpen waarvan 6 met zijbaarden en allemaal met stemkrul behalve de laatste 4 die op toonhoogte gesneden zijn. Rechts 22 tinnen pijpen met stemkrul behalve voor de laatste vier. Zijbaarden voor de eerste 5.
    BOURDON 8’. In de toren, 9 pijpen in grijs gekleurd grenen met stop zonder opzetstuk, onderlabium in eik en haken in tin voor snijbaarden (verdwenen). Links, 2 pijpen langs de wand van de orgelkast, naar voor vervoerd. Eén ervan identiek en één in tin met hoed en zijbaarden. Op de windlade, 21 tinnen pijpen met hoed en zijbaarden. Rechts 3 pijpen waarvan 2 in hout en 1 in tin, vervolgens op de windlade 21 gelijke pijpen.
    SALICIONAAL 8’. Achter de windlade en meer naar onder links zijn de DO en DO# vervoerd, pijpen in zink met voet en bovenlabium in tin met spitslabium, zijbaarden in tin, snijbaard in hout en stemkrul. Op de voet van de DO staat de inscriptie « Salicionale ». In de toren zitten 2 x 4 pijpen in zink met snijbaard en stemkrul. Op de windlade links, 7 identieke pijpen en 16 tinnen pijpen waarvan 6 met snijbaard in koper, 3 met zijbaarden, 1 zonder, van verschillende makelij, 1 met kastbaard, 2 zonder, 1 met zijbaarden en 2 zonder. De laatste 5 pijpen zijn op toonhoogte gesneden. Rechts zijn er 8 zinken pijpen, vervolgens 17 in tin, waarvan 7 met snijbaard in koper, 3 met zijbaarden, waarvan de 2e met kastbaard en de laatste 7 zonder. Ze hebben allemaal een stemkrul.
    VOIX CELESTE 8’ op do. Op de windlade links : 6 pijpen in zink identiek aan die van het salicionaal, vervolgens in tin waarvan 6 met snijbaard in koper, 2 met zijbaarden, de rest zonder maar met 1 of 2 pijpen van verschillende makelij. Rechts zijn er 6 pijpen in zink, vervolgens tinnen pijpen met snijbaard in koper, 1 met kastbaard, 2 met zijbaarden en 7 zonder. Allemaal hebben ze een stemkrul.
    CORNET. Zonder pijpen maar plaats voor een cornet 3 sterk, 2’2/3, 2’ en 1’3/5, vanaf de do’#.
    DOUBLET 2’ volledig in tin. Bezet zonder enige twijfel de plaats van een viervoets fluit. Links, in de toren, 5 pijpen met zijbaarden en stemkrul en op de windlade 23 pijpen waarvan 1 met zijbaarden, vervolgens zonder en de laatste 8 op toonhoogte gesneden. Rechts in de toren 4 pijpen met zijbaarden en stemkrul en op de windlade 24 pijpen waarvan 2 met zijbaarden en de laatste 9 op toonhoogte gesneden.
    MIXTUUR. Voorzien was een Mixtuur 3 sterk. Momenteel één stem 4’ in tin met aanduiding GAM(BE) die begint bij do en die van andere makelij is als het geheel (rondlabium). Links, 3 met snijbaard in tin, 5 met kastbaard, 1 met zijbaarden, 1 met kastbaard, 1 zonder, 1 met kastbaard, 2 zonder, 8 met zijbaarden en op toonhoogte gesneden. Rechts 3 met snijbaard, 3 met kastbaard, 1 zonder, 1 met zijbaarden, 4 met kastbaard, 3 met zijbaarden, 1 zonder en van grotere mensuur, 6 met zijbaarden waarvan de laatste 4 op toonhoogte gesneden.
    TROMPET 8’ gedeeld op do’ en do#’. Links, 5 pijpen in de toren met beker in zink, in een kleine koperen kop die in de loden kern verdwijnt. De stevels zijn van zink. Op de windlade 7 identieke waarvan de laatste 4 met stevel in tin, 10 identiek met beker in tin, 3 identiek maar met langere beker en 3 tinnen labiaalpijpen met stemkrul. Rechts 4 pijpen in de toren, net als links. Vervolgens op de windlade, 4 identieke, 4 identieke maar met beker in tin, 12 identieke met stevel in tin en de laatste twee met een hogere beker, vervolgens 4 labiaalpijpen net zoals links.
  • Naam 
    Pedaal
    Beschrijving 
    SUBBAS 16'. 32 geverniste grenen pijpen met onderlabium in ceder. 8 tegen de orgelkast, naar achter, 6 achter het orgel en nog eens 18 vóór de grote pijpen, in omgekeerde richting.
 
Windvoorziening
  • Magazijn- of hulpbalg 
    Magazijnbalg
    Beschrijving 
    Grenen zwemmerbalg, op zijn plaats gehouden door een zeildoek, en in de onderkast van het orgel geplaatst
    Lengte 
    140,5 cm
    Breedte 
    70 cm
    Aantal en type gewichten 
    Trois grandes et trois petites plaques de marbre
    Aantal en type gewichten 
    Drie grote en drie kleine marmeren platen
 
Windkanalen
  • Naam 
    Positief
    Beschrijving 
    Op de voorzijde van het hoofdmagazijn vertrekt een nieuw windkanaal in grenenhout. Dat is verbonden met een horizontaal windkanaal dat het kader van het manuaal ondersteunt. Aan het linkeruiteinde ervan is een verticaal windkanaal dat in de kleppenkast verdwijnt, en een ander rechts.
    Voor de kleine windlade van twee noten van het Salicionaal, is er nog een klein windkanaal dat zijn weg vervolgt tot in de windlade achteraan.
    Materialen 
    Grenen
    Afmetingen 
    Hoofdreservoir: 45 x 10 cm
    Horizontaal windkanaal: 21,5 x 14,5 cm doorsnede
    Vertikale windkanalen: 22 x 12 cm et 20,3 x 11 cm
    Salicionaal : 7 x 6,5 cm
  • Naam 
    Pedaal
    Beschrijving 
    Links van de grote balg vertrekt een windkanaal. Het gaat door de wand van de kast richting windlade (van het pedaal). Vooraan de balg bevindt zich nog een kleiner windkanaal (dat naar het pedaal gaat) om er de buizenmechaniek aan te drijven.
    Materialen 
    Zwart geschilderd karton
    Afmetingen 
    7 cm diameter
 
TECHNISCHE KENMERKEN VAN HET INSTRUMENT
Speeltafel Klavier(en) en voetklavier(en) : 2
Klavier(en) en voetklavier(en) (Positief), (Pedaal)
Tractuur
Positief Opgehangen tractuur
Pedaal 
Het gebouw
Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk

Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk

Adres : Emile Vanderveldelaan 153
1200 Woluwe-Saint-Lambert
Bouwstijl : Modern
Bouw : 1954
Bouwperiode : 20ste
Bouwstijl : Modern