Orgels in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Orgue de tribune Louis XV (Rochet, 1775)

Sint-Elisabethkerk

Speeltafel  / Orgue de tribune Louis XV (Rochet, 1775) - Sint-Elisabethkerk
Orgelkast  / Orgue de tribune Louis XV (Rochet, 1775) - Sint-Elisabethkerk
Architectuur, plaats, inplanting  / Orgue de tribune Louis XV (Rochet, 1775) - Sint-Elisabethkerk
 Klik op een foto om te vergroten
HET INSTRUMENT
Orgelkast - bouwdatum 1775
Orgelkast - plaats In de leuning van de galerij
Orgelkast - stijl  Lodewijk XV
Gebruikte materialen Eik
Beschrijving van de orgelkast De orgelkast maakt integraal deel uit van de leuning die de galerij afsluit. Deze steunt zelf op twee Ionische zuilen. De sokkel van het orgel toont een medaillon met Sint-Cecilia die het orgel bespeelt. Dit gedeelte is net zoals de vleugels van het meubel, het snijwerk boven op de velden en de grote vazen boven op de torens, rijkelijk versierd met loofwerk. De centrale vaas is uitgedost met twee trompetten. De bovenkant van de balustrade verheft zich lichtjes bij het orgel en wordt zo de basis van het front ervan, met sluitversieringen met loofwerk. Het centrale gedeelte bevat een medaillon en het chronogram. Hierboven verrijzen drie torens van 5 pijpen en twee gekromde velden met 12 zilverkleurig geschilderde zinken pijpen. De bovenkant van de velden is afgerond, en de torens zijn afgewerkt met brede kroonlijsten. De galerij is voorzien van een betonnen vloerplaat uit omstreeks 1956.
Speeltafel - beschrijving Venster op de linkerzijde van het orgel
Stemming Diapason 436 Hz
Temperatuur Gelijkzwevend
Akoestiek 2,5 seconden
Orgelbouwer(s) Adrien Rochet
HET INSTRUMENT
Orgelkast - stijl  Lodewijk XV
Orgelbouwer(s) Adrien Rochet
HISTORIEK VAN HET INSTRUMENT
Historiek Adrien Rochet werd in Nijvel gedoopt op 27/02/1749 en stierf op 21/04/1823 in Brussel. Zijn laatste woonplaats was gelegen in St.-Stevens-Woluwe. Op zijn 22e ging hij aan de slag in de werkplaats van François-Joseph Coppin die enkele maanden later stierf. Hij vervolgde zijn opleiding in de werkplaats en leidde zelf de jonge en latere schoonbroer Antoine Coppin op. Zijn actieterrein lag rond de as Brussel-Leuven-Tienen, met onder andere het beroemde orgel van de Abdij van Bonne-Espérance. Dichter bij Brussel kennen we het orgel van Sint-Pieters-Banden in Wezembeek-Oppem.

Het orgel van Sint-Elisabeth, dat hem wordt toegeschreven, werd gebouwd tijdens de jeugd van Adrien Rochet die toen net klaar was met zijn opleiding.
WERKEN
Bijzonderheden Het is duidelijk dat het instrument verscheidene ingrepen onderging, waarvan minstens één in de 20e eeuw
Type werkzaamheden Deze beoogde vooral een 'romantisering' van het orgel en het weghalen van de al te scherpe kanten, zoals het weer dicht doen van de 3e rij mixtuur. De Trompet verdween voor een vervoerde frontpijp die de installatie vergde van secundaire kegellades en membranen.
We zullen later zien dat oude registers werden vervangen door romantische.
De parallelbalg kan niet meer dateren van het oorspronkelijke orgel, net zoals het manuaal dat te groot is voor toetsen en voor de speeltafel.

Het pijpwerk zou een gedetailleerde inventaris verdienen om de transformaties te evalueren naast het behoren tot verschillende stijlen en tijdperken, maar ook om de merktekens te vergelijken met de plaats van elke pijp. Vergelijkingen met bestaande orgels in de omgeving en in het hetzelfde tijdperk gemaakt zou mogelijk zijn en zou nieuwe informaties kunnen opleveren.

Men zou zich zelfs kunnen afvragen of het manuaal van het orgel zich niet in het bestaande venster op de achterzijde bevond.

Het is moeilijk zich voor te stellen dat dit instrument de 20e eeuw zou hebben gehaald zonder ingrepen. Zonder archieven kan men de mogelijke interventies in de 19e eeuw echter onmogelijk inschatten en evalueren.
HISTORIEK VAN HET INSTRUMENT
Historiek Adrien Rochet werd in Nijvel gedoopt op 27/02/1749 en stierf op 21/04/1823 in Brussel. Zijn laatste woonplaats was gelegen in St.-Stevens-Woluwe. Op zijn 22e ging...
Werken
TECHNISCHE KENMERKEN VAN HET INSTRUMENT
Speeltafel
Structuur speeltafel en muziekstaander 
Eiken claviatuur in de linkerzijde; het manuaal springt uit het meubel, terwijl de lessenaar in het meubel helt
Aantal klavieren 
1
Omvang van de klavieren 
56 toetsen
Bijzonderheden over de klavieren 
C# en de vijf laatste noten kunnen niet ingedrukt worden. De linkerkolom is ingezaagd moeten worden om plaats te maken voor het manuaal.
Beschrijving van de toetsen 
Grenen met synthetisch fineer
Voorzijden rechts vermoedelijk ingelegd met ivoor
Breedte van de toetsen 
22,5 mm
Diepte van de toetsen 
131 mm
Breedte van het octaaf 
163 mm
Beschrijving van de boventoetsen 
Grenen, ingelegd met ebbenhout
Diepte van de boventoetsen 
77-80 mm
Beschrijving van de bakstukken of kader 
Eenvoudige eiken vleugels en blad
Registers 
De registertrekkers, op een rij onder de standaard, hebben een vierkante doorsnede en zijn voorzien van een ronde knop in fruithout of een soort palissander. Centraal op de knop een registerplaatje met papier en een inscriptie met schrijfmachine, bedekt met transparant plastic voor de eerste vijf en het laatste register. De andere hebben een registerplaatje in porselein met een vergulde draad en zwarte inscriptie.
Voetsteun 
Een grenen voetsteun in de vorm van een trede
Toebehoren 
Boven de speeltafel een buislamp in bronskleurig metaal, bevestigd op het meubel, met links een grote schakelaar en zichtbare industriële kabel
Adresplaat 
Chronogram in een registerplaatje in de leuning, onder het front van het orgel. Het totaal van de cijfers geeft ons 1775:
"EXULTATE DOMINO IN CANTICIS ATQUE ORGANIS"
 
Klavieren en voetklavieren
  • Naam 
    Positief
    Omvang 
    56 toetsen C-g'''
    Registers 
    Monter 8' (bas) - Praestant 8'
    Monter 8' (sup) - Praestant 8'
    Salicional 8'
    Bourdon 8'
    Vox-celestis 8'
    Prestant 4' - Praestant 8'
    Doublette 2'
    Nasard 1'2/3 (en réalité une Flûte 2’/ in realiteit en Fluit 2')
    Piccolo 1' (bas)
    Piccolo 1' (sup)
    Mixtuur 3 r.
    Cornet 4 r.
 
Tractuur
  • Naam 
    Positief
    Noten 
    Mechanisch
    Toetsen 
    Centraal gericht
    Traject en beschrijving van de mechaniek 
    De toetsen werken als balansen waaraan achteraan op een stang met schroefmoer een verticale steker in cederhout of vergelijkbaar bevestigd is. Deze steker tilt een hoekijzer op. Aan het uiteinde hiervan vertrekt een grenen abstract naar het wellenbord, waar het bevestigd is aan een onderarmpje. Aan elk bovenarmpje van het wellenbord is een S bevestigd die op de draad trekt die in de pulpeet en de windlade binnendringt.
    Beschrijving van de registers 
    De registertrekkers zijn bevestigd aan een eiken verticale balans die indringt in de inkeping van een horizontale plank die zelf bevestigd is aan een sleep
    Wellenbord 
    Horizontaal wellenbord onder de windlade opdat elke kleine arm met elke ventielklep zou overeenkomen. De wellen zijn in dennehout, de onderliggende armen in ceder of gelijkaardig en de bovenarmen in ijzer en ingevezen. De wellen werden axiaal opgesteld op een eiken bord. Op de ijzeren armen bevinden zich twee aanhechtingsgaten die 6 tot 7 mm van elkaar zijn verwijderd. Men heeft de hechtingspunten van de haken achteruit geplaatst.
 
Windladen
  • Type 
    Slepen
    Inplanting 
    Parallel met het front
  • Naam van het klavier 
    Positief
    Aard 
    Windlade en pijpstok in eik, met op de onderkant een schaapshuid die de scheeën afdekt. Er zijn ook enkele stukken papier of partituur gelijmd, en we onderscheiden perforaties in de huid om de vrij belangrijke doorspraak te verzachten.
    De eiken of andere ventielen zijn in staart gelijmd en op beide flanken voorzien van een kleine metalen geleider. Aan een oogje is een S in messing bevestigd die zelf verbonden is met het riet. De beursjes zijn in leder; verscheidene zijn doorboord. De voorsponden zijn ingebouwd; hun binnenkant is bedekt met krantenpapier uit de 19e eeuw. De linkervoorsponde (achterkant) is geblokkeerd.
    De pijproosters en hun zeshoekige stekers zijn in eik; sommige recentere in grenen.
    Op de rechterzijde van het orgel zijn er windlades in gevernist grenen met kegelventielen en membranen voor de bassen van de prestanten (front). Een kleine loden leiding mondt uit op elk gat op de pijpstok om er de wind te vangen die het membraan opent. Momenteel werken deze toetsen niet.
    Op de linker- en de rechterkant is er een plank met kleine houtblokjes om de eerste toetsen van de Vox Celestis en van de Bourdon te posteren. De oude conducten zijn in lood.
    Voor het front zijn enkel de conducten voor de drie torens in lood.
    Opstelling van de pijpen 
    Midden in het centrum op de windlade 6 symmetrische pijpen; de C-zijde gaat naar rechts. Daarna van de zijkant naar het centrum. De grote pijpen zijn geposteerd op de zijkanten van de windlades.
    Beschrijving van de pijpstok 
    Van voor naar achter:
    Cornet IV hoger op een opgehangen stuk
    Prestant
    Bourdon
    Doublette
    Salicionaal
    Nasard 1'2/3 ( In feite een Fluit van 2’!)
    Vox celestis
    Piccolo bas (1 gat op 2 is gedekt)
    Piccolo hoog (idem)
    Mixtuur
    Monter bas (Front!)(Prestant baskant)
    Monter diskant

    Dit komt overeen met de plaats van de registers op de speeltafel: Cornet rechts, "Monter" links.
    Bijzonderheden 
    Windlade van 50 noten: C, D tot d’’’.
    Uit deze volgorde volgt zeer logisch dat de registers werden vervangen; dit betreft waarschijnlijk:
    Salicionaal 8’ / Fluit 4’
    Nasard 1’2/3 (2’) /Nasard 2’2/3
    Vox celestis / Terts 1’3/5
    Piccolo door Sesquialter II baskant en diskant
    Monter door Trompet 8’ baskant en diskant
 
Pijpwerk
  • Naam 
    Positief
    Beschrijving 
    Van voor naar achter:
    CORNET IV bij c#’, 4’, 2’2/3, 2’, 1’3/5. Oud en homogeen pijpwerk. In het geheel op toonhoogte gesneden, behoudens enkele akkoordinsnedes. Op de eerste rij werden enkele akkoordkleppen gelast op een of andere noot van de tweede. Enkele pijpen zijn stom in de hoge tonen.
    PRESTANT 4’. Van C tot d#’, zilverkleurig geschilderde zinken pijpen in de torens van het front, met vleugels en akkoordinsnede, dan 2 x 2 in de velden, naar het centrum dat gelijkaardig werd gebouwd. Vervolgens tinnen pijpen op de windlade vanaf g# (links, la rechts enz.). Al deze pijpen zijn op toonhoogte gesneden, maar hier en daar werden akkoordinsnedes toegevoegd. De vleugels van de eerste pijpen werden in elk geval later toegevoegd. Op g#, een andere indicatie: 29.
    BOURDON 8’. Eiken pijpen, waarvan 6 vervoerde in de grote toren, 4 vervoerde vooraan rechts van de windlade en 3 links, op kleine blokjes. Verder op de windlade tinnen pijpen met kap en vleugels. De laatste pijp links is open, de op twee na laatste voorzien van een kapje met luchtkoker.
    DOUBLETTE 2’. Oude pijpen maar van verschillende oorsprong; dit geldt alleszins voor de eerste. C en D: gelaste akkoordinsnede voor C, zichtbare bevestigingspunten achterop, grote vleugels en hoge, afgeronde bovenlabium. Ouder vanaf D#. F# met zeer glad geschaafde vleugels en een lagere bovenlabium. De rest lijkt vrij homogeen en op toonhoogte gesneden, behalve hier en daar toegevoegde insnedes.
    SALICIONAAL 8’ bij do. Bassen in zink, met tinnen vervoerde voeten; 5 links plus 1 voor C, en 5 rechts van de windlade op kleine blokjes. Deze pijpen hebben een beugel. Op de windlade bij h, een zinken pijp, dan tinnen pijpen met vleugels en rem, dan beugel. Akkoordinsnede bij elke pijp.
    NAZARD 1'2/3. Oud homogeen register, behalve een of twee pijpen in de hoge tonen. Pijpen van 2’ met kapje met luchtkoker en vleugels. De laatste 6 rechts en de 5 links zijn op toonhoogte gesneden; de laatste 3 rechts en de 2 links hebben geen vleugels.
    VOX CELESTIS 8’ bij do. Bassen zoals de Salicionaal, 4 links en 3 rechts. Daarna op de windlade in de toren, 2 x 1 gerecupereerde zilverkleurig geschilderde tinnen pijpen met corps in verschillende gelaste stukken. Dan opzij 2 rechts en 1 links: zinken pijpen, daarna tinnen met beugel, behalve voor de 7 laatste. Sommige pijpen voor hoge tonen werden zilverkleurig geschilderd.
    PICCOLO 1’. Coupure bij c’ en c#’. Tinnen pijpen; de eerste 3 iets recenter. E met vleugels, de andere zonder. In het geheel op toonhoogte gesneden pijpen, behoudens enkele akkoordinsnedes.
    MIXTUUR 3 rijen 1/2'. De hogetoonrij werd stom gemaakt door op de onderste labia te duwen. De herhalingen gebeuren bij c#, c#’ en c#’’. Oude tinnen pijpen. Ze zijn op toonhoogte gesneden, behalve enkele akkoordinsneden. Verscheidene pijpen werden verlengd; vele sporen van recente lassen zijn te zien op de kanten van de monden.
    Er zijn enkele vleugels.
    MONTER, Front 8’. De eerste 13 pijpen zijn vervoerd op de rechterzijde; ze zijn in zilverkleurig geschilderd tin en voorzien van vleugels, akkoordinsnede en een schild met spitsboog. Dezelfde soort pijpen staan op de windlade tot si; daarna tinnen pijpen met vleugels, behalve voor drie er van die van oudere makelij zijn (waaronder de laatste 2).
 
Windvoorziening
  • Magazijn- of hulpbalg 
    Magazijnbalg
    Beschrijving 
    Parallelbalg; één uitslaand, twee inslaand.
    In de sokkel van het instrument, in de lengterichting.
    Lengte 
    193,5 cm
    Breedte 
    84 cm
    Aantal en type gewichten 
    Deux grosses pierres, deux moyennes et une petite
    Aantal en type gewichten 
    Twee grote stenen, twee middelgrote, één kleine
  • Magazijn- of hulpbalg 
    Schepbalg
    Beschrijving 
    Met armen.
    Twee keilbalgen, geïnstalleerd onder de grote magazijnbalg, in de breedterichting. Achteraan hebben ze elk een ijzeren stang die verbonden is met een houten, in balans gerichte roede die aan een kant rechts voorbij de orgelkast schiet.
 
Windkanalen
  • Naam 
    Positief
    Beschrijving 
    Verbonden op de knik in het windkanaal bij de ingang in de magazijnbalg; het windkanaal klimt dan buiten de orgelkast naar de windlade
    Afmetingen 
    9 x 9 cm
 
TECHNISCHE KENMERKEN VAN HET INSTRUMENT
Speeltafel Klavier(en) en voetklavier(en) : 1
Klavier(en) en voetklavier(en) Positief
Tractuur
Positief Mechanisch
Het gebouw
Sint-Elisabethkerk

Sint-Elisabethkerk

Adres : Sint-Elisabethstraat
1130 Bruxelles-Haeren
Bouwstijl : Romaanse toren en Gotieke kerk
Bouwperiode : 12de-18de
Type : Beschermd bouwwerk bij besluit van 07/04/1944