Onze-Lieve-Vrouw van Lakenkerk

2 orgel(s) gerepertorieerd

Voorstelling van het gebouw
Adres :  Onze-Lieve-Vrouwvoorplein - 1020 Brussel-Laken
Bouwstijl :  Neogotiek
Bouwperiode :  19de
Bouw : 1854-1872
Architect : Joseph Poelaert Type : Beschermd monument bij besluit van 04/03/1932
Algemene informatie
De gevelopstelling van de longitudinaal gebouwde Onze-Lieve-Vrouwekerk van Laken vertoont de typische kenmerken van gotische kerkgebouwen. Drie spitsboogportalen met ervoor drie met een fronton bedekte voorportalen geven toegang tot de binnenruimte. Hogerop bevindt zich een centrale rozet geflankeerd door hoge zijvensters met ervoor een galerij overdekt met wimbergen. In het midden pronkt de hoofdtoren die bestaat uit twee galerijen op verschillende hoogte omgeven door zuilen en door een verdieping versierd met open paarsgewijze spitsbogen en bekroond met een opengewerkte spits. Twee kleinere torens flankeren de hoofdtoren op gelijke rooilijn en staan in verbinding met de portalen via hoektorentjes. Zoals bij vele soortgelijke kerkgebouwen zijn de zijgevels versierd met rijen grote gotische glasramen die zich boven een 10-traveeën lange galerij bevinden. In het midden van de zijgevel zijn de door schraagpijlers van elkaar gescheiden traveeën onderbroken door een portaal waarvan het onderste gedeelte een gotische opening vertoont met blinde timpaan omgeven door twee eveneens blinde openingen en een spitsboogvenster met fronton bovenaan. Aan weerszijden van de ingang bevinden zich in het verlengde van de twee aangrenzende traveeën twee openingen. Bovendien geven aan beide uiteinden van de zijgevel kleinere portalen eveneens toegang tot de kerk, het ene portaal aanleunend tegen de zijtoren, het andere in het schuine muurvak dat de zijgevel met de koninklijke kapel verbindt. De koninklijke kapel heeft de vorm van een polygoon en is met kapelletjes versierd die met de apsissen aan de binnenkant zijn verbonden. Via rozetten en hoge ramen valt het daglicht naar binnen. Ter hoogte van het kroonwerk bevindt zich afwisselend een galerij en een tribune die vóór indrukwekkende wimbergen zijn opgesteld. Een piramidevormig dak met bovenop een bolvormige koepel steekt uit boven de achterkant van de kapel. De binnenkant van het gebouw is homogener dan de buitenkant, maar is ook ronduit neogotisch. Men treedt naar binnen langs een voorportaal geflankeerd door twee kleinere portalen en kapellen die geplaatst zijn boven een oksaal. Dit laatste wordt verlicht door een rozet en twee zijlingse tribunes. De drie delen van de hoofdgevel geven binnenin uit op drie lange beuken van gelijke hoogte. De beuken zijn van elkaar gescheiden door zeer hoge zuilenbundels die op omvangrijke sokkels steunen welke bovendien spitsbogen ondersteunen en waarop de nerven van het gewelf rusten. De hoge ramen en het triforium, gewoonlijk boven de steunpilaren van het middenschip, strekken zich hier uit boven de booggewelven die, zoals in de Sint-Kathelijnekerk, de zijbeuken in verbinding brengen met de openingen tussen de aan weerszijden opgestelde zuilen en met de muur van de zijgevel. Deze ruimten zijn te klein om er zijkapellen te plaatsen maar geven de kerk wel allures van uitgestrektheid. Op het kruispunt van de kerk bevindt zich een nauwelijks uitstekend transept. Deze is versierd met een triforium dat de voortzetting vormt van het triforium boven de zijbeuken en dat onderbroken wordt door een groot gotisch glasraam. Langs de kooromgang staan een sacristie en kapellen. Achter het koor bevindt zich de koninklijke kapel, eveneens bedekt met een generfd gewelf dat op zuilenbundels steunt en dat rondom met apsiskapellen omgeven is. Daglicht valt naar binnen door hoge paarsgewijs aangebrachte ramen en rozetten. Op de muren loopt op halve hoogte een gladde lijst. Twee driehoekige tribunes geven uit op de kooromgang en omgeven als een krans de ingangen van de kapel. Onder de kapel bevindt zich de koninklijke crypte. Wat de gebruikte materialen betreft, biedt het bouwwerk doorgaans een interessante combinatie van Franse en Belgische natuursteen. Het dakgebint van zowel de koninklijke kapel als van de kerk zelf bestaat grotendeels uit staal. In tegenstelling tot de spitsbooggotiek van de kerk is de koninklijke crypte gebouwd in romaans-gotische overgangsstijl. De vierkante ruimte wordt in beslag genomen door bepleisterde ribgewelven die op deels alleenstaande, deels met elkaar verbonden zuilenbundels steunen waarvan de kapitelen met voluten zijn versierd en die ter hoogte van de apsiskapellen met gewone zuilen afwisselen. Aan de koorzijde is de crypte rechtstreeks toegankelijk van buitenaf via een korte rechte trap die loodrecht op de kerkhofmuur uitgeeft. Aan de andere kant leiden twee schuin oplopende rechte trappen naar de zijbeuken van de kerk. In het midden van de crypte, naar de ingang gekeerd, staat het praalgraf ter herinnering aan de stichters van de dynastie, koning Leopold I en koningin Louise-Marie. Het vorstenpaar is omringd door de graftombes van de overige leden van de koninklijke familie, die zich in de zijkapellen bevinden. Grafnissen in de apsiskapellen die zich aan weerszijden van de ingang bevinden, bevatten de stoffelijke resten van nog andere leden van de koninklijke familie. Aan weerszijden van de dubbele trap die naar de kerk leidt bevinden zich binnen¬kamers waar nog meer grafnissen staan. De toegang tot de kerk is verfraaid met een mozaïekvloer die de 9 provinciewapens uitbeeldt naar ontwerp van mozaïst Godchoul (1935). De dubbele deur met gebeitelde koperplaten is van de hand van goudsmid H. Holemans. Het decor er rondom heen is van beeldhouwer De Beule en van Godchoul. De vloerbekleding van de crypte bestaat uit marmeren tegels, terwijl de graftombes van rood Belgisch marmer zijn.
Orgel(s) aanwezig in dit gebouw