Orgels in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Sint-Vincentius-a-Pauliskerk (Scheut)

1 orgel(s) gerepertorieerd

Voorstelling van het gebouw
Adres :  Ninoofse Steenweg 367 - 1070 Anderlecht
Bouwstijl :  Art deco
Bouwperiode :  20ste
Bouw : 1935-1937
Architect : Josse Smolderen
Algemene informatie
De kerk werd ingewijd op 10 oktober 1945 door kardinaal Van Roey. Ze springt vooral in het oog door haar klokkentoren, die op het randje van buitensporig groot is, en die een rechthoekig in plaats van een vierkant grondplan heeft. Op de ondermuur na – tot op ooghoogte in gegroefde steen – is het gemeenschappelijke materiaal voor al de vleugels van het parochiecentrum ruwe, ongepleisterde baksteen in bruinachtige, heidebloemkleurige tint. In de straatgevel zitten licht uitspringende smalle gevelopeningen als schietgaten, met bovenaan een centraal galmbord onder een zadeldak. In de oostgevel van de klokkentoren zitten vijf gelijkaardige ‘schietgaten’, licht naar rechts verschoven. Bovenaan werd een klok ingewerkt. Boven de soepele galmborden in een halvemaanvormige reeks zit een licht uitspringende daklijst onder de met leien bedekte dakvlakken. Een gebouw tussen de kerk en de klokkentoren biedt toegang tot dienstlokalen en tot de eigenlijke kerk; op de twee hoogste bouwlagen: telkens twee groepen van drie rechthoekige raamopeningen. Het portaal van het hoofdvolume dat voor de eredienst wordt voorbehouden, imponeert door zijn uitsprong ten opzichte van de topgevel. Het portaal is helemaal rondom de dubbele massieve deur bekleed met gegroefde steen, verfraaid met waterspuwers en insprongen. Twee halftorentjes, die net als het portaal uit de puntgevel springen, brengen ons bij de kern van art deco. Naast deze half-achtvormige torentjes, met schietgaten die de trapboom binnen volgen, worden zitten in de voorgevel drie rechthoekige glasramen die de tribune verlichten. Het onderste deel van de puntgevel loopt links en rechts door in een schoormuur. Een stenen kruis, ten slotte, met loodrecht op elkaar staande uitsprongen in diverse vlakken, verbergt de top van de gevel. De deur rechts van de klokkentoren biedt toegang tot het kerkgebouw. De bezoeker komt eerst in een ruime kapel, die op haar beurt naar de grote, enige beuk leidt. Het zadeldak dat aan de buitenkant zichtbaar was, heeft aan de binnenkant plaats gemaakt voor een plafond met vierkante caissons, uitgevoerd met donkergrijze zichtbare balken. Ter hoogte van de drie volgende traveeën wordt de structuur van de bovenste vloerplaat gedragen door twee colonnades die over de hele lengte van de beuk uit de muur springen en doen denken aan luchtbogen. De zuilen hebben tot op ooghoogte een achthoekige ondermuur, bekleed met roestkleurig, grijs gegroefd marmer. De rest van de schacht is een grijsbepleisterd, opengewerkt betongordijn. De marmeren ondermuur herhaalt zich op de twee zijmuren, die voor het overige met wit pleisterwerk zijn bekleed. De twee volgende traveeën springen in ten opzichte van de algemene bouwlijn van de onderste bouwlaag – een verwijzing naar de dwarsbeuk. Het rechthoekige koor ligt vier treden hoger. Er bevinden zich een massief houten altaar en een Christus op het kruis. De glasramen hebben alle een modulaire basis van glastegels in felle blauwe, groene en gele tinten, zeer verschillend van de traditionele kleuren. Deze tegels werden in een raamlood van zichtbeton gegoten. De vierkanten vloertegels bestaan uit stukken marmer, overgoten met granito, in opus-incertumverband gelegd, en waarbij met de verschillende tinten een net van verstrengelde vierkanten in uiteenlopende formaten ontstaat. Op het vlak van meubilair vestigen we de aandacht op de ingebouwde biechtstoelen, de met gordijnen afgesloten koorstoelen en een kruisweg in glasramen, een werk van J. Crickx uit Brussel.
Orgel(s) aanwezig in dit gebouw