Verrijzeniskerk

1 orgel(s) gerepertorieerd

Voorstelling van het gebouw
Adres :  Palokestraat 77 - 1080 Sint-Jans-Molenbeek
Bouwstijl :  Modernisme
Bouwperiode :  20ste
Bouw : 1966
Architect : Pirlot, Nikola Popovic et E. Decarpentrie
Algemene informatie
Modernistische kerk, gebouwd in 1966 naar de plannen van architect Pirlot, die werd bijgestaan door architect Nikola Popovic en ingenieur-adviseur E. Decarpentrie. Het bouwwerk werd in tien maanden opgetrokken en gewijd op 19 mei door kardinaal Suenens. Een eerste blik op het gebouw boezemt een zekere terughoudendheid in en wekt de argwaan dat de ontwerper zich aan de hand van een ambitieuze architectuur heeft willen uitdrukken via volumes, die hij op basis van geleerde wiskundige curven heeft gecreëerd in een nochtans natuurlijke omgeving. Beetje bij beetje echter raakt de bezoeker in de ban van het bouwwerk: het ongepleisterde metselwerk in donker-roodbruine tint met lichtokerkleurige voegen is rustgevend en uitnodigend, de hoge metalen uitspringende fries op de gevel aan de rand van het dak met metalen schindels wijst op de keuze om goedkope materialen te gebruiken. De klokkentoren-lichtkoepel met bovenop een fijn kruis bevestigt op discrete wijze de functie van het gebouw; de gladde lijst boven het portaal, gevat in een aluminium lijstwerk, nodigt uit om het gebouw te betreden. Een portaal oriënteert de bezoeker naar de verschillende lokalen: onthaal, sacristie, les- en vergaderlokaal, sanitair, beuk. Een trap links van de ingang leidt naar een tussenverdieping-tribune, die door een raam met discrete structuur wordt afgesloten. De tribune werd aanvankelijk gebruikt als weekkapel, maar werd nadien omgevormd tot animatieruimte voor kinderen. In de beuk heeft de ontwerper in perfecte symbiose met de toenmalige religieuzen gewerkt. Dit geld eveneens voor de kunstenaars en de ambachtslui die hun bijdrage tot dit collectieve werk hebben geleverd. Verschillende symbolen zijn waarneembaar. Zo is er de verwijzing naar de ark van Noach. Een ander, dat meer aansluit bij de vorm van het plafond, verwijst naar de tent die de reiziger onthaalt, in dit geval een bedoeïenentent omdat de priester-grondlegger van het gebouw een deel van zijn leven in dat zuidelijk gelegen gebied heeft doorgebracht. Dit verklaart ook waarom de oorspronkelijke koperen kuip van de doopvont afkomstig zou zijn van een recipiënt dat door die nomandenstam werd gebruikt om te koken, en dat de priester zou gewenst hebben dat de lichtkoepel van de klokkentoren in alle weer en wind open bleef. De lichtkoepel werd intussen met doorschijnend pvc dichtgemaakt, zodat het zenitlicht van het altaar behouden bleef. De vorm van de beuk onderscheidt zich van de plannen en de elementen van traditionele kerken: er werd resoluut voor het perfecte vierkant geopteerd. Het plafond met de twee hellingsvlakken put zijn luchtigheid uit het feit dat hij vooraan stopt alvorens hij de voorste muur bereikt. De indruk die de bezoeker krijgt dat hier een houten doek hangt, wordt versterkt door een kunstmatige verlichting in de nissen aan de rand. De verticale wanden, ook het scherm achter het altaar, zijn van turfkrijtsteen. De afwisselende plaatsing van de blokken is uiterst verzorgd. De muren gaan via een kleine bakstenen ondermuur over in de effen zwarte marmervloer. Vijf trappen voeren naar het altaar. Het tabernakel, de lessenaar, de ineensluitende voet van de doopvont en het altaar werden vervaardigd in gebouchardeerd beton. De voet van de doopvont wordt vanaf de vloer sterk verlicht doorheen een ongeordende samenvoeging van gebroken glasblokken. De kruisweg en de doopvont zijn werken van priester R. Ruys, de glasramen van Marc Vanhove.
Orgel(s) aanwezig in dit gebouw