Barok en modern galerijorgel (Noelmans, 1681/ De Volder, 1833/ Vermeersch, 1853/ Schumacher, 2004)

Kerk van Sint-Jan en Sint-Stefaan ter Minimen

 Klik op een foto om te vergroten
HET INSTRUMENT
Orgelkast - bouwdatum 1681
Orgelkast - architect - bijzonderheden Oorspronkelijke orgelkast door François Noelmans, vergroot door De Volder in 1833 om de Pedaal te plaatsen en nog gewijzigd door Charles Vandenhove bijgestaan door Olivier Matthieu in 2004
Orgelkast - plaats Op de galerij
Orgelkast - stijl  Barok en modern
Gebruikte materialen De oude kast is uit eik en opgebouwd rond een grote middentoren, geflankeerd door twee vlakvelden en twee ronde velden. Nu het orgel ontdaan is van zijn sokkel is het op een moderne vierhoek gezet die in harmonie is met de andere meubelen. Het Rugpositief en de twee buffetten van het Pedaal zijn gemonteerd op eiken onderkasten waarin het mechaniek is vervat, terwijl de kasten uit plexiglazen panelen bestaan.
Opstelling van de pijpen De frontpijpen werden diatonisch opgesteld en hebben een groot loodgehalte. Het zijn de oude orgelpijpen van Noelmans waarvan de opstelling sommige malen is gewijzigd omwille van de toonhoogte en door het feit dat zeker oorspronkelijk de C# afwezig was. Deze orgelpijpen doen de bassen van de Montre maar ook deze van de Prestant spreken. Tijdens de laatste restauratie werden ze zoals oorspronkelijk gefolied op bevel van de architect en de pastoor heeft men de tinnenbladen die met eiwit erop waren gekleefd er afgehaald en weggegooid met als doel het geheel een rustiek aspect te geven. Voor het Pedaalwerk is er een nieuwe Fluit 16’ in het front opgesteld, en voor esthetische redenen is deze teruggebracht naar de werkplaats om ze te kunnen hameren en ze minder glans te geven.
Beschrijving van de orgelkast De 17e-eeuwse orgelkast werd in de 19e eeuw vergroot. Nu is ze opnieuw teruggebracht tot wat men denkt de oorspronkelijke afmetingen te zijn. Inderdaad heeft men geen rekening gehouden met de studie van de orgelkast nadat de stukken van de 19e eeuw waren weggenomen en in de mate dat enerzijds het samenbrengen van de elementen niet meer overeenkwamen om de hoogte van de bewaarde elementen en, anderzijds bezat men een teveel aan frontpijpwerk waaruit men kon besluiten dat er bijkomende elementen bestonden die plaats hebben moeten ruimen voor grotere elementen in de 19e eeuw om plaats te maken voor het pedaalpijpwerk. Dat lijkt een vergissing te zijn aangezien er te veel frontpijpen zijn, waaruit kan afgeleid worden dat er bijkomende elementen moeten bestaan hebben die in de 19e eeuw plaats hebben geruimd voor grotere elementen waarin ook plaats was voor het pijpwerk van het pedaal. De architect heeft bovendien de onderkast van dit meubel laten verwijderen en vervangen door een rechthoekige sokkel. Deze en de drie andere onderdelen van het orgel zijn van de hand van de Luikse architect Charles Vandenhove.
Speeltafel - bouwdatum 2004
Speeltafel - stijl Klassiek en modern
Speeltafel - plaats In venster onder het front van het Hoofdwerk
Speeltafel - materialen Eik
Bouw - bijzonderheden Het is de vierde speeltafel sinds het instrument werd gebouwd door Noelmans en opnieuw opgesteld in de Miniemen door Philippe Josepf Ermel en schijnen in 1833 reeds belangrijke eerste veranderingen te hebben ondergaan door De Volder (speeltafel in de orgelkast ingebouwd) naar register met ronde doorsnedes, en dat de omgekeerde speeltafel met drie klavieren van 56 toetsen moet dateren van de werken uitgevoerd door Vermeersch in 1853. Voor 2000, gaven de stijlen en de structuren van de onderkast ons interessante aanduidingen. In 2004, heeft men de speeltafel opnieuw in een gloednieuwe sokkel ingebouwd, de oude onderkast heeft men op vraag van de architekt in stukken gezaagd.
Orgelbouwers - bijzonderheden In volgorde hierbij de namen van de voornaamste orgelbouwers die aan het instrument hebben gewerkt: François Noelmans (bouw in het Begijnhof), De Boeck (klavieren), anoniem (Johannes Hyacintus? veranderingswerken aan de registers in de 18e eeuw), Johannes Hyacintus (een klavier, drie blaasbalgen en grote herstelling), Jan Nau (verplaatsing naar Leuven), Joseph Ermel (heropbouw in de Miniemen), Jean-Pierre De Volder (ombouw), Henri Vermeersch (ombouw), Guido Schumacher (restauratie/vernieuwing).
Persoon belast met het onderhoud Schumacher orgelbouwer
Datum/periode van het onderhoud Twee keer per jaar
Stemming Diapason 415 Hz
Stemming - bijzonderheden Toonhoogte 415 Hz
Temperatuur Ongelijkzwevend
Akoestiek ± 4 seconden
Orgelbouwer(s) Jacques Philippe Joseph Ermel, Jean-Pierre De Volder, Henri Vermeersch, François Noelmans, Guido Schumacher
HET INSTRUMENT
Orgelkast - stijl  Barok en modern
Speeltafel - stijl Klassiek en modern
Orgelbouwer(s) Jacques Philippe Joseph Ermel, Jean-Pierre De Volder, Henri Vermeersch, François Noelmans, Guido Schumacher
HISTORIEK VAN HET INSTRUMENT
Historiek De kerk maakte oorspronkelijk deel uit van het klooster van de Miniemen dat op 10 vendémiaire van het jaar V (1 oktober 1796) gesloten werd. In de inventaris van het meubilair is te lezen over de aanwezigheid van « een orgel met balustrade in mozaïekwerk ». De enige bekende informatie over dat orgel heeft betrekking op de betaling van een schijf van 128 gulden voor het orgel. Misschien kan de bouw ervan toegeschreven worden aan een van de meest in het oog springende orgelbouwers van die tijd, zoals Jean-Baptiste Barnabé I Goynaut of Egidius Le Blas? Ook bekend is dat het instrument verwoest werd door de Republikeinen.

De geschiedenis van het orgel van François Noelmans begint in 1681, met de levering van het orgel aan de Brusselse Begijnhofkerk, na de bouw van de kerk zelf, vijf jaar eerder.
Dat jaar zien we de honoraria van de orgelbouwer immers van 4 naar 30 gulden gaan, wat wijst op een toename van zijn activiteiten. Hij is het die ongeveer tot 1692 het orgel zal onderhouden.
De organist in die tijd was Olivier De Boeck, door Jean-Pierre Felix in verband gebracht met Michel De Bock, organist aan het Spaanse hof. Hijzelf was ook orgelbouwer en stond in voor het onderhoud, van 1692 tot 1707, 2 of 3 jaar vóór zijn dood. Een zekere E. D. De Boeck werd in 1707 belast met het vervangen van de twee klavieren.

Olivier De Boeck wordt bij zijn dood als organist opgevolgd door zijn zoon Joannes Hyacintus die ook het onderhoud voor zijn rekening blijft nemen. Sporen daarvan zijn in de archieven terug te vinden tot 1755 en zelfs 1759. Ook in de rekeningen van 1763-1765 wordt nog een Hyacintus De Boeck vermeld. We kunnen er echter niet zeker van zijn dat het om één en dezelfde persoon gaat. Joannes Hyacintus heeft niet alleen een klavier en drie balgen vernieuwd maar ook een andere « grote reparatie » uitgevoerd, voor de som van 55 gulden. Diezelfde figuur zou al activiteiten gehad hebben bij de Miniemen, zonder daarom het toekomstige lot te kennen van zijn orgel. Dat verandert in 1769 immers radicaal van koers, als het verkocht wordt aan het Heilige Drievuldigheidscollege in Leuven, waar het door de plaatselijke orgelfabrikant Jan Nau heropgebouwd wordt.

Voor de verhuizing had het orgel op elk klavier een sifflet. Dat van het positief werd echter vervangen door een terts. Plenum en cornet zouden niet geleverd zijn zoals ze beschreven zijn in het in 1788 verschenen werkje van N.A. Knock. Deze Nederlandse burgemeester en orgelkenner had een lijst opgesteld van de meest merkwaardige orgels in de Lage Landen, waarin onder meer dat van het «Nieuwe College» in Leuven.

Hoofdwerk
Rugpositief

Praestant 8'
Bourdon 16'
Holpijp 8'
Octaaf 4'
Spitsfluit 4'
Doublet 2'
Nassat 3'
Cornet
Mixtuur
Cimbaal
Trompet (bas en discant)
Vox humana 8'
Praestant 4'
Bourdon 8'
Fluit 4'
Octaaf 2'
Terts 1' 3/5
Mixtuur
Kromhoorn 8'


De weg die het orgel in Brussel heeft afgelegd blijkt vervolgens nogal verwarrend. Ook de juridische en financiële situatie van de jonge parochie was aanvankelijk niet erg stabiel. Na het Concordaat van 1801, tussen de Heilige Stoel en de Fransen, werd de kerk immers een bijhuis van de parochie Onze-Lieve-Vrouw ter Kapelle en werd ze toegewijd aan de heilige Johannes en Stefaan. Er vonden restauratiewerkzaamheden plaats en op 30 november 1806 werd de kerk geopend. De kerkfabriek die op 9 november 1806 voorzien had in de aanwerving van een organist, beschikte over weinig middelen om een orgel aan te schaffen en overwoog de aankoop van een tweedehands instrument, waarvoor in die nadagen van de revolutie een grote markt bestond.

Er wordt gedacht aan het orgel van Soleillemont dat te koop was voor 200 kronen. Omwille van de prijs laat men dat plan weer varen en valt de keuze op het orgel van het Drievuldigheidscollege in Leuven dat maar 900 frank moest kosten.

Na een omweg in Sint-Joost, komt het orgel op 20 mei 1807 aan bij de miniemen. Het vervoer gebeurde door een pachter uit Herent. Over de heropbouw bij de Miniemen is niets bekend. Wel weten we dat de Franse regering de kerk in 1811 liet sluiten. Ze werd een opslagplaats voor tabak. De missen werden uiteindelijk opgedragen in een kapel van het Sint-Pietersziekenhuis, waarbij gebruik gemaakt werd van een portatieforgel, eigendom van Mijnheer Reinders van het Koningsplein. Na ettelijke stappen werd de kerk in 1814 teruggegeven aan de parochie maar restauratiewerken bleken onvermijdelijk. Daarvan was in 1818 nog altijd geen sprake, waardoor de parochianen de kerk met geweld terug in bezit namen. Op 24 december 1818 werd ze hen ook officieel teruggegeven. Ook Mijnheer Reinders had ondertussen, in 1817, zijn orgel teruggehaald. Nu is het wachten tot de contacten in 1819 met Jacques Philippe Joseph Ermel, voor er weer sprake is van het orgel zelf. De kerkdiensten werden ondertussen opgeluisterd door twee voorzangers.

Inderdaad op 14 maart 1819 wordt een overeenkomst ondertekend met “le sieur” Ermel (Jacques Philippe Joseph), voor de « plaatsing en restauratie van het orgel ». In het verslag van de zitting van de Kerkfabriek van 30 april, vinden we
«Het positief van ons orgel zal in de loop van de volgende maand op het doksaal geplaatst worden». Op 4 juli 1819, levert de Raad van de Kerkfabriek een lovend certificaat af, volgens hetwelk « Jacques Philippe Ermel, Bouwer van orgels en pianoforte’s, woonachtig in deze stad (Brussel) het Orgel van onze kerk op een lovenswaardige wijze gerepareerd en teruggeplaatst heeft, wetende dat het hele mechanische werk en tal van pijpen vernietigd waren, op een manier die ze in de ogen van velen onbruikbaar en onherstelbaar zou maken. Hij heeft er door zijn zorgen, inzicht en nauwkeurigheid echter het beste weten van te maken en heeft met spoed en tot onze tevredenheid ons instrument laten zingen op een voor een oud instrument zeldzaam harmonieuze wijze ».

Anderzijds hebben we geen informatie over de inhoud van de werken, noch over wat met het rugpositief gebeurd is, hoewel we recent frontpijpen van het positief teruggevonden hebben in de orgelkast van het reciet, achteraan het orgel. We merken op dat de term « positief » in die tijd kon verwijzen naar een klavier dat in het hoofdgedeelte was geïnstalleerd , en namelijk in de sokkel, zonder dat het reciet, of later zwelwerk werd genoemd.

Moortgat signaleert later dat De Volder een positief aan het orgel heeft toegevoegd. Dat lijkt niet zeer correct te zijn, als we ons mogen baseren op wat de organoloog Edouard-Georges-Jacques Grégoire over De Volder schrijft: « Brussel. Renoveert in 1833 het orgel van de Miniemenkerk. Het heeft een positief en 24 registers ». Uit de analyse van het orgel weten we dat die werken bestonden uit het vergroten van de omvang van de manualen tot 54 noten, het vervolledigen of vervangen van bepaalde registers, met name het tongwerk van het hoofdwerk en heel waarschijnlijk het maken van nieuwe windladen, waarvan alleen die van het hoofdwerk is overgebleven.

Het is heel waarschijnlijk dat de installatie van het pedaal uit die tijd dateert, want ook daar stellen we een latere uitbreiding vast van 27 naar 30 noten, volgens de geïnventariseerde pijpen. In dat geval lijkt het evident dat de wijzigingen aan de orgelkast ook uit die tijd zouden dateren.

Nog altijd in het boek van Grégoire lezen we over het werk van Vermeersch na 1853 : « Brussel, Miniemenkerk, een tweemanualig orgel ».

We weten dat het pijpwerk is uitgebreid tot 56 noten, door de toevoeging van een kleine windlade van 2 noten in het hoofdwerk en dat het pedaal van 27 op 30 noten is gebracht. Hier zijn de windladen voorzien voor 30 noten en we kunnen ons voorstellen dat ze nieuw gemaakt werden, geïnspireerd op de windlade van het hoofdwerk. We kunnen niet met zekerheid zeggen of de chromatische windlade van 56 noten van het reciet uit die tijd dateert of jonger is. Vermeersch zal in elk geval wel een of ander register aangepast of gewijzigd hebben. De omgekeerde speeltafel, typisch voor de jaren 1850 en later, zou best van hem kunnen zijn, wat dan ook voor het regeerwerk zou gelden. We merken op dat de aanhechting van de abstracten aan de armen van het wellenbord een centimeter verplaatst werd, zoals we hebben vastgesteld bij het opmaken van de orgelinventaris. Het zou kunnen dat het wellenbord van De Volder is en de nieuwe aanhechting van Vermeersch. Men heeft vastgesteld dat de binnenopstelling van het orgel van het Begijnhof, herbouwd door Vermeersch na 180 meer op dat van de Miniemen leek. We merken ook op dat de omgekeerde speeltafel drie manualen telde, waarvan het eerste, hier positief genoemd, niet aangesloten was. Dat was wel het geval voor het hoofdwerk en het reciet dat wellicht in die jaren «récit expressif» of zwelwerk is geworden.

Dankzij de hardnekkigheid van de Raad van de Kerkfabriek werden de klokken en het orgel tijdens de eerste wereldoorlog niet afgestaan.

In de jaren 1920 installeerde orgelbouwer Emile Kerkhoff, die de bekende fabriek van zijn vader had overgenomen, een elektrische motor, kennelijk echter niet tot algemene tevredenheid.

In 1957 onderging het instrument een revisie die we aan De Lil uit Brussel kunnen toeschrijven, die immers een etiket met zijn naam op de speeltafel van het orgel gekleefd heeft. In die tijd of zelfs vroeger waren twee registers toegevoegd: de voix céleste en de trompet.

Vanaf de jaren 1980 begon het orgel ernstige tekenen van vermoeidheid te vertonen, hoewel het nog dienst deed tijdens tal van liturgische activiteiten en concerten. Het instrument hield het nog een kleine tien jaar vol, alvorens helemaal uit te vallen. De genadeslag kwam van de verwarming, tijdens een periode van winterse kou maar ook het leder, onder meer van de pulpeten, was volledig versleten.

Onder impuls van Jacques Van der Biest, de «Pastoor van de Marollen», werden allerhande oproepen gelanceerd om met het publiek, de pers en de overheid de handen in elkaar te slaan en « het oudste orgel van de stad » te redden. Tengevolge van een ontmoeting met François Houtart werd een officiële procedure overwogen. Vanaf 1982 kon pastoor Van der Biest rekenen op de steun van « La Renaissance de l’Orgue », dat in 1983 vzw zou worden. De vereniging organiseerde concerten en legde rond 1986 de contacten met Hubert Schoonbroodt, voor het uitvoeren van een studie en het opstellen van een restauratieplan voor het orgel. Er werd een overeenkomst ondertekend met de opsteller van het project die een van zijn leerlingen, François Houtart, aantrekt als assistent. Nu diende een lange administratieve weg afgelegd te worden om het project erkend te krijgen door de toen nog niet geregionaliseerde Commissie van Monumenten en Landschappen. Parallel daarmee moest een tweede zoektocht bij overheid en privé voor de nodige fondsen zorgen.

Van meet af aan bleken we immers voor een heterocliet orgel te staan dat evenwel prachtige onderdelen bevatte, voornamelijk uit de 17e en 18e eeuw. Die argumenten ondersteunden de aanvankelijke idee om zo veel mogelijk de oude kenmerken van het oude orgel te herstellen maar met behoud, onder meer op uitdrukkelijke vraag van de Kerkfabriek, van de elementen die er in de loop der eeuwen aan toegevoegd werden.

De huidige aanwezigheid van een speeltafel met drie klavieren en de vroegere aanwezigheid van een rugpositief werd als argument gebruikt voor het herstellen van de klankkwaliteit en de instrumentale mogelijkheden van het orgel en om te opteren voor een kast waarvan de afmetingen zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke zouden liggen. Het pedaal zou dan uit de grote orgelkast verdwijnen en afzonderlijk geplaatst worden, links en rechts van het oude orgel. Het reciet zou op zijn plaats blijven maar verlost worden van verschillende oude registers die teruggingen naar het rugpositief. Het zou op zijn beurt de romantische stemmen van het hoofdwerk erven en nog wat aangevuld worden in dezelfde stijl.

Voor zijn demontage in 2000, bevat het orgel volgende spelen
Positif:
muet

Grand-orgue, 54 notes + 2 notes :
Cornet V dessus à c’ (posté) *
Montre 8’ *
Bourdon 16’ *
Prestant 4’ *
Bourdon 8’ *
Violon 8’ **
Flageolet 2’ *
Flûte 4’ *
Flûte 8’ dessus **
Fourniture III (sur V) *
Trompette 8’ **
Clairon 4’ **

Récit, 56 notes :
Basson-Hautbois 8’ ***/**
Trompette 8’ ***
Doublette 2’ *
(Fourniture III à IV, vide)
Quinte 2’2/3 *
Flûte octaviante 4’ **
Voix céleste 8’ ***
Bourdon 8’ *
Salicional 8’ (Sur 2 chapes) **
Principal 8’ (Sur 2 chapes) **

Pédale, 30 notes :
(Chape vide)
Clairon 4’ **
Trompette 8’ **
Bombarde 16’ **
Prestant 4’ **
Flûte 8’ **
Bourdon 16’ **

* : Jeux antérieurs à 1800,
** : jeux postérieurs à 1800,
*** : jeux postérieurs à 1900.

Hubert Schoonbroodt en François Houtart hebben dit standpunt met succes verdedigd, onder meer bij de Commissie van Monumenten en Landschappen die echter liet weten dat de nieuwe kasten voor het pedaal en het rugpositief een eigentijds uitzicht dienden te krijgen, dat contrasteert met het oude. Ook werd beslist dat de kasten niet door de overheid zouden betaald worden. Rond die tijd ook liet Hubert Schoonbroodt onverwacht het leven, na een auto-ongeval op 5 februari 1992. Om op de ingeslagen weg verder te gaan, werd met instemming van alle betrokkenen, besloten om Carlo Hommel, organist van de Kathedraal van Luxemburg en leerling van Hubert Schoonbroodt, samen met François Houtart het project in handen te geven. Al snel bleek de noodzaak om een architect aan te werven voor de bouw van de nieuwe kasten. Na enig beraad werd de internationaal gereputeerde Luikse architect Charles Vandenhove benaderd. Hij zal uiteindelijk toezeggen en, samen met zijn assistent Olivier Mathieu, de werken overnemen.

Een voor een werden, dankzij de vastberadenheid van iedereen, de vereisten administratieve stappen gezet. Een van de belangrijkste punten, dat had moeten voorafgaan aan elke beslissing omtrent het project, kwam echter in het gedrang, door de deadlines uit het nieuwe lastenboek: de volledige inventaris van het instrument tijdens het demonteren ervan (voornamelijk het pijpwerk en het meubel). Het is immers van essentieel belang, binnen de huidige opvattingen inzake orgelrestauratie, om de herkomst en de ouderdom te bepalen van het hele pijpwerk en van alle onderdelen van kasten en mechaniek.

Deze belangrijke punten voor de organologen werd door de architect opzij geschoven en vloot zijn project af op de huidige toestanden met de steun van de pastoor die plots "haast had te besluiten". Dit heeft terecht een journalist van "Le Soir" doen opmerken in 2004 dat het een viritueel orgel in plexiglas van een Luikse architect betrof, een restauratie die aan de organisatie was ontstolen.

Op die manier zijn twee trends in zekere zin met elkaar in conflict gekomen. De ene streefde naar diepgaand onderzoek en zette authenticiteit voorop. Het resultaat ervan is terug te vinden in een orgel dat barokker is dan voorzien, gecombineerd met een autonoom romantisch orgel. De andere tendens benadrukte vooral de snelheid en wou kost wat kost een moderne en hoogstpersoonlijke stempel drukken op het uiterlijke aspect van het instrument. Dat heeft ons een orgel opgeleverd met sobere eiken kasten met corpus in plexiglas waarmee het pijpwerk zo kan worden opgesteld dat het van alle kanten zichtbaar is.

In al die ondernemingsdrang heeft echter niemand de vermelding in het nieuwe lastenboek opgemerkt volgens dewelke er een « vernieuwing van de onderkast » van het 17e-eeuwse Noelmans-orgel moet komen. Noch minder heeft iemand de vermelding geïnterpreteerd als zou de onderkast verdwijnen en plaats maken voor een nieuwe sokkel, zoals gewild door de architect, die de ambachtslui op die manier tot dit triestig werk heeft aangezet.

Door de uitgesproken wil om vooral voort te maken, is uit de orgelinventaris ook gebleken, maar pas als het al te laat was, dat het aantal prestantpijpen in het front te groot was voor de voorziene kast. De vergelijking van het soort orgelbuffet dat Noelmans hier afleverde en het werk van zijn tijdgenoten, typisch 17e-eeuws, leerde dat de aanwezigheid van bijkomende elementen probleemloos kon worden opgevangen (in ronde torens of onder gekruiste spitsbogen), tussen de twee vlakvelden en de afgeronde zijcomponenten. Dergelijke oplossingen zien we bij tal van instrumenten uit die tijd, zoals dat van Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle in Mechelen.

In 2003, nadat verschillende elemementen van het orgel werden opgebouwd werden deze te zwaar, te wijten aan het vooruitplaatsen van het rugpositief en de plexiglas torens bleek dat het doksaal althans sommige elementen ervan rot waren en tekenen van vermoeidheid en inzakkingen vertoonden.
Heel snel werd alles gestut en de ingenieur die de structuren van het grote Grenzingorgel van de kathedraal heeft geplaatst heeft de stand van zaken opgemaakt: Het orgel woog reeds 15ton, te veel voor het oude doksaal van 1815-20. Nadat het orgel gedeeltelijk werd afgebroken werd een grote eiken balk van 9meter op deze geplaatst die tegenover het front van het doksaal stond, wat de ondersteuningskracht vertegenwoordigd heeft.
De werken konden hernemen. Ten gevolge van een geschil tussen de architect en de organoloog betreffende de kleurschakering die aan het oude meubel van 1680 moest worden gegeven, moest volgens zijn oodeel zo klaar zijn als nieuwe eik, Organum Novum die door zijn mecenaat het project steunde, heeft de inwijding van het orgel afgedwongen door een groot orgelfestival in maart 2004 te organiseren. Vijftien concerten, pedagogische voorstelleningen en een seminariegroepen gedurende acht dagen plaats met meer dan 150 musici en spektakelartiesten. Dit omvatte acht originele creaties en vanaf de oude muziek tot op onze dagen.

Ondanks, de werken, die de steun genoten van de Koning Boudewijnstichting, werden mede mogelijk gemaakt door de financiële medewerking van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de stad Brussel en door het privé mecenaat van onder meer de BBL en de sympathisanten van het project.

Los van de moeilijkheden die zich hebben voorgedaan, werden met het tot een goed einde brengen van deze poging een aantal belangrijke aspecten gerealiseerd : Brussel krijgt een klankkleur terug die een unicum is voor deze stad en typisch voor die bepaalde periode, in éénzelfde omgeving blijven alle element behouden die in opeenvolgende perioden het orgel hebben uitgemaakt en tot slot werd hier aangeknoopt bij de hedendaagse esthetische opvattingen inzake orgelkastbouw.

Zonder voor een meer doorgedreven en meer homogene weergave te staan die de organologen zouden gebracht hebben om twee volledig verschillende en stylistisch zelfstandige instrumenten te maken, bieden de orgels van de Miniemen muzikale kwaliteiten die reeds vele muzikatnen weten te appreciëren.

In elk geval zoals het orgel vroeger was, orgelkast inbegrepen, alles was een kwestie van conservatie en recuperatie van de oude elementen aangepast aan de hedendaagse smaak, wat maakt dat dit orgel een geval apart is in het Brusselse orgellandschap. Zijn restauratie en vernieuwing waard door zijn typische eigenschapppen en muzikale homogeniteit herkrijgt, heeft de verschillende gelaagdheden verkregen gedurende eeuwen, willen bewaren.
WERKEN
Begindatum 1770
Type werkzaamheden Reconstructie van het orgel in Leuven
Naam van de orgelbouwer Jan Nau
Ligging van de werkplaats Leuven
Begindatum 1957
Bijzonderheden Volgens Guy Van Grunderbeek
Type werkzaamheden Restauratie van het orgel van de Minimen (volgens het woordenboek van instrumentenmakers van Malou Haine en Nicolas Meeùs). Waarschijnlijk toevoegsel van een Trompette 8' en een Voix céleste 8' op het Reciet.
Naam van de orgelbouwer Jean De Lil
Ligging van de werkplaats Brussel
Begindatum 1819
Type werkzaamheden Plaatsing en restauratie van het orgel. Gelukwensen destijds voor de resultaten van het werk rekeninghoudend met de slecht staat van het orgel.
Naam van de orgelbouwer Jacques Philippe Joseph Ermel
Ligging van de werkplaats Bergen en Brussel
Begindatum 1833
Type werkzaamheden Uitbreiding van het orgel tot 54 toetsen, vandaar de noodzaak van nieuwe windladen en herziening van de speeltafel. Heel waarschijnlijk invoering van het Pedaal (27 toetsen) en reorganisatie van de orgelkast. Tongwerk van het Hoofdwerk nieuw en andere stemmen wellicht veranderd of aangepast : Violon 8', Salicional 8', Principal 8', Basson-Hautbois 8'. Nieuw blaasbalg ?
Naam van de orgelbouwer Pierre-Jean De Volder
Ligging van de werkplaats Gent en Brussel
Begindatum 1853
Type werkzaamheden Uitbreiding van de klavieren en aanpassing van het regeerwerk en de windladen, vervangen van bepaalde stemmen, omgekeerde speeltafel van drie klavieren waarvan het eerste (Positief) staat. Nieuwe blaasbalg?
Naam van de orgelbouwer Henri Vermeersch
Ligging van de werkplaats Duffel
Begindatum 1925
Type werkzaamheden Onderhoud en plaatsing van een elektrische ventilator
Naam van de orgelbouwer Emile-Henri Kerkhoff
Ligging van de werkplaats Brussel
DOCUMENTATIE
Type Archieven
Titel Archieven van de Parokie
Type Boek
Titel "Histoire des orgues de l’église des Saints-Jean-et-Etienne aux Minimes à Bruxelles"
Auteur Jean-Pierre Felix
Type Artikel
Titel "Le doyen des buffets d’orgues bruxellois"
Auteur Jean-Pierre Felix
Referenties Tome XXI, 1976
Tijdschrift / Uitgave Cahiers Bruxellois – Revue d’histoire urbaine
Type Artikel in de tijdschrift La Renaisance de l'Orgue
Plaats Corbais
Tijdschrift / Uitgave La Renaissance de l’Orgue
Uitgever Françoise de Viron
Type Artikel
Titel Verschillende artikels in de tijdschrift van Organum Novum
Plaats Jean-Baptiste Colynsstraat, 30 - 1050 - Elsene
Referenties Depuis 1994
Tijdschrift / Uitgave Organum Novum
Uitgever Edouard Houtart
Type Video
Titel Etappes van de restauratiewerf
Uitgever Organum Novum
Type Publicatie en CD
Titel Twee orgels voor de Miniemen
Beschrijving Reciet op het orgel doorheen de restauratie/ hernieuwing van het orgel van de Miniemen met foto's en een CD opgenomen door Carlo Hommel en François Houtart, iniatiefnemers. Franse en Nederlandse versie.
Auteur Lucien Noullez (texte), Xavier Douley (photos), François Houtart et Carlo Hommel (organistes et conseillers)
Plaats Brussel
Referenties Paru dans la collection "Des Lieux & des Hommes" chez Alice éditions. Un projet initié par Organum Novum, asbl.
www.alice-editions.be
Bijzonderheden Verkocht in de boekhandel of bij Organum Novum.
Ondersteuning van het Brussels Gewest en de Stad Brussel.
HISTORIEK VAN HET INSTRUMENT
Historiek De kerk maakte oorspronkelijk deel uit van het klooster van de Miniemen dat op 10 vendémiaire van het jaar V (1 oktober 1796) gesloten werd. In de inventaris van...
Werken
Begindatum 1770
Naam van de orgelbouwer Jan Nau
Ligging van de werkplaats Leuven
Begindatum 1957
Naam van de orgelbouwer Jean De Lil
Ligging van de werkplaats Brussel
Begindatum 1819
Naam van de orgelbouwer Jacques Philippe Joseph Ermel
Ligging van de werkplaats Bergen en Brussel
Begindatum 1833
Naam van de orgelbouwer Pierre-Jean De Volder
Ligging van de werkplaats Gent en Brussel
Begindatum 1853
Naam van de orgelbouwer Henri Vermeersch
Ligging van de werkplaats Duffel
Begindatum 1925
Naam van de orgelbouwer Emile-Henri Kerkhoff
Ligging van de werkplaats Brussel
TECHNISCHE KENMERKEN VAN HET INSTRUMENT
Speeltafel
Structuur speeltafel en muziekstaander 
Moderne speeltafel in venster, in de geest van het barokorgel.
Structuur en lessenaar in eik.
Aantal klavieren 
2
Omvang van de klavieren 
54 toetsen C - f'''
Beschrijving van de toetsen 
Met ebbenhout belegd
Beschrijving van de boventoetsen 
Met been belegd
Beschrijving van de bakstukken of kader 
Recht, in eik met een knop in ebbenhout op de bovenbakstukken om de koppeling in te schakelen
Omvang van het voetklavier 
30 toetsen
Materialen van het voetklavier 
In eik, recht en gebogen
Registers 
In de verticale panelen links en rechts van de speeltafel zitten de eikenhouten trekkers uit vierkant doorsnede met ebbenhouten knoppen. Ze hebben een porseleinen registerplaatje met zwarte belettering.
Koppelingen 
Schuifkoppel voor de manualen en door tuimelaars voor de pedaalkoppels
Voetsteun 
Aan de bank
Toebehoren 
Barbierspiegel in de kast geschroefd om de pastoor te zien en videoscherm om de chef op het gelijkvloers te zien (ook in de kast geschroefd)
 
Klavieren en voetklavieren
  • Naam 
    Rugpositief (I)
    Omvang 
    54 toetsen, C - f'''
    Registers 
    Bourdon
    Prestant
    Flûte
    Nasard
    Doublette
    Tierce
    Quinteflûte
    Mixture
    Cromorne bas
    Cromorne haut
    Hautbois haut
    Tremulant 
    Tremblant
  • Naam 
    Hoofdwerk (II)
    Omvang 
    54 toetsen C - f'''
    Registers 
    Bourdon
    Montre
    Bourdon
    Prestant
    Flûte
    Nasard
    Doublette
    Sifflet
    Fourniture
    Trompette bas
    Trompette haut
    Clairon bas
    Clairon haut
    Cornet
    Koppelingen 
    Positif de Dos / Grand-Orgue
    Tremulant 
    Tremblant
  • Naam 
    Pedaal
    Omvang 
    30 toetsen C - f'
    Registers 
    Flûte
    Soubasse
    Flûte
    Prestant
    Bombarde
    Trompette
    Koppelingen 
    Tirasse Pos.
    Tirasse G. O.
 
Tractuur
  • Naam 
    Rugpositief
    Noten 
    Mechanisch
    Toetsen 
    Staartklavier
    Traject en beschrijving van de mechaniek 
    Druktoetsen met stekers in cederhout en twee stel winkelhaken en abstracten in cederhout die onder de organist gaan
    Beschrijving van de registers 
    Als Hoofdwerk
    Wellenbord 
    Op de plankenvloer neergelegd, kader in eik
  • Naam 
    Hoofdwerk
    Noten 
    Hangende tractuur
    Toetsen 
    Staartklavier
    Traject en beschrijving van de mechaniek 
    Van de toets gaat een abstract naar het wellenbord dat de beweging zijwaarts overbrengt en naar een andere verticale abstract die bevestigd is aan de schalm die in de windlade gaat door een pulpeet
    Beschrijving van de registers 
    Mechanisch. Trekkers met vierkanten doorsnede in eik met arm en zwaard links en rechts verdeeld over de windlade.
    Wellenbord 
    Oud wellenbord (De Volder) gebouwd op een uitgewerkte structuur en verticaal geplaatst achter het klaviervenster van de speeltafel
  • Naam 
    Pedaal
    Noten 
    Mechanisch
    Toetsen 
    Staartklavier
    Traject en beschrijving van de mechaniek 
    Drie stel winkelhaken om de mechaniek naar de pedaalkast te leiden en door onderaan het podium te gaan. Wellenbord in eik onderaan kleppen die binnendringen in de windladen. Abstracten in cederhout, draden en haken in messing.
    Beschrijving van de registers 
    Als Hoofdwerk
    Wellenbord 
    Wellenbord in eik loodrecht op het front, langs de binnenkant tegenover de wand van het meubel.
 
Windladen
  • Type 
    Sleepmechaniek
    Inplanting 
    De windladen van de manualen staan opgesteld parallel aan de balustrade. Die van het Pedaal staan er haaks op.
  • Naam van het klavier 
    Rugpositief
    Type 
    Mechanisch met sleepregisters
    Inplanting 
    Evenwijdig met het front en vooraan op de galerij
    Aard 
    Nieuwe eiken windlade (Schumacher). De pijproosters zijn uit eik en uit plexiglas. Er zijn ook ondersteuningsroosters. Loodconducten. De kleppenkast bevindt zich achteraan.
    Opstelling van de pijpen 
    Diatonisch en in mitravormige opstelling
    Beschrijving van de pijpstok 
    Van voor naar achter :
    Prestant 4'
    Bourdon 8'
    Flûte 4'
    Nasard 2'2/3
    Doublette 2'
    Tierce 1'3/5
    Quinteflûte 1'1/3
    Mixture III
    Cromorne 8'
    Dessus de Hautbois 8'
    Bijzonderheden 
    Stevige windlade wat mechaniek en verboring betreft, in goed verhouding met het pijpwerk
  • Naam van het klavier 
    Hoofdwerk
    Type 
    Mechaniek met slepen
    Inplanting 
    Juist onder de kroonlijst
    Aard 
    Oude eikenhouten windlade van De Volder, met eiken pijproosters en kleppenkast vooraan. De voorslagen zijn bereikbaar na de platen voor de bergplaats van de orgelkast te hebben verwijderd.
    Opstelling van de pijpen 
    Diatonisch met 2 x 3 grote pijpen in het midden, voorts van de zijkanten naar het midden
    Beschrijving van de pijpstok 
    Van voor naar achter :
    Cornet V (afgescheiden)
    Montre 8'
    Bourdon 16'
    Prestant 4'
    Bourdon 8'
    Flûte 4'
    Nasard 2'2/3
    Doublette 2'
    Sifflet 1'
    Fourniture V
    Trompette 8'
    Clairon 4'
    Bijzonderheden 
    Relatief nauwe cancellen volgens de esthetiek van De Volder
  • Naam van het klavier 
    Pedaal
    Type 
    Mechaniek met slepen
    Inplanting 
    Loodrecht op het front
    Aard 
    Twee nieuwe diatonische eikenhouten windladen, geïnspireerd op de oude, met dubbele ventielen per toets in de ciskant. Pijpstokken in eik en pijprooster in plexiglas. De oude windladen met zeven spelen was reeds meer klein vòòr de restauratie (geposteerde spelen) konden niet meer operationeel zijn door de toevoeging van een open 16'. Zijn zijn bewaard om organisatorische redenen.
    Opstelling van de pijpen 
    Diatonisch opstelling van voor naar achter
    Beschrijving van de pijpstok 
    Van de muren naar het centrum :
    Soubasse 16'
    Flûte 16' met bassen in het front geposteerd
    Flûte 8'
    Prestant 4'
    Bombarde 16'
    Trompette 8'
    Bijzonderheden 
    Onlangs heeft men decoratieve lampen geplaatst tussen de voeten van de frontpijpen. Daarom heeft men gaten in het pijpwerk geboord om de electrische draden doorgang te verlenen.
 
Pijpwerk
  • Naam 
    Rugpositief
    Bijzonderheden 
    Bouwperiode van de pijpen: * 17e of 18e eeuw, ** 19e eeuw en *** 21ste eeuw. Voor de restauratie bevond het oude pijpwerk zich in het Reciet. Op een Prestantpijp is een inscriptie met positief. De pijpen van de 19e eeuw zijn van Guido Schumacher die zich geïnspireerd heeft door de oude pijpen en de afmetingen van Noelmans. Zoals deze van het Hoofdwerk werden de meeste pijpen verlengd tot het diapason 415 Hz.
    De Hautbois wordt toegeschreven aan De Volder en is in tin.
    De Mixtuur heeft herhalingen van F, g', a' en h''.
    Afgesneden halfregisters van h/c'.
    Beschrijving 
    Van voor naar achter:
    PRESTANT 4’(***/*). Nieuwe bas, dus op toonhoogte gesneden.
    BOURDON 8’(*). Verlengstukken, dan mobiele hoeden.
    FLÛTE 4’ (*). Mobiel hoed, dan hoeden met roer.
    NASARD 2’2/3 (***). Op toonhoogte gesneden.
    DOUBLETTE 2’ (*). Op toonhoogte gesneden.
    TIERCE 1’3/5 (***). Op toonhoogte gesneden.
    QUINTEFLÛTE 1’1/3 (***). Op toonhoogte gesneden.
    FOURNITURE 2/3' + 1/2' + 1/3'(***). Op toonhoogte gesneden.
    CROMORNE 8’ (***). Tin.
    HAUTBOIS 8’ diskant (**). Tin
  • Naam 
    Hoofdwerk
    Bijzonderheden 
    Bouwperiode van de pijpen: * 17e of 18e eeuw, ** 19e eeuw en *** 21ste eeuw.

    Oorspronkelijk temperatuur voor het Positief en het Hoofdwerk van 48 pijpen uitgebreid tot 54 pijpen door De Volder en tot 56 door Vermeersch.
    De omvang van 54 toetsen werd bewaard om de windlade van De Volder te vrijwaren. De oude pijpen zijn deze van Noelmans, de nieuwe werden aangemaakt door Guido Schumacher die zich inspireerde op de materialen en afmetingen van Noelmans. De pijpen van Noelmans zijn rijk aan lood en de meeste werden verlengd om te dalentot het diapason van 415 Hz. Het corpus van de Moutre van het front bestaat uit verschillende gelaste secties die door een tinnen blad zijn verborgen. De Fourniture, in feite de Fourniture en Cymbaal II, op één register, werd samengesteld vanuit de drie bestaande rangen die werden toegeschreven aan Noelmans maar die grondig werd georganiseerd. Men heeft hier de rangen herverdeeld rekeninghoudend met hun hypothetische plaats, als met het type van herhalingen die destijds niet zo systhematisch waren tot de 18e eeuw. De 3de rij van Fourniture dubbelt de 1ste van de Cymbaal. Verschillende herhalingen tot het Rugpositief om de muzikale samenhang te verzekeren: C, c#, f#, c#, g#, d#, a#, c#.

    De tongspelen zijn van De Volder met half ijzeren half tinnen beker. De Violon 8’ en de discant van de Fluit 8’ die aan De Volder worden toegeschreven konden niet meer worden vervangen, terwijl de andere spelen in het romantisch orgel werden geplaatst.
    Beschrijving 
    Van voor naar achter:
    CORNET V (*). Een rij met hoed, dan op toonhoogte gesneden.
    MONTRE 8’ (*). In front, intoneerlits, dan op toonhoogte gesneden.
    BOURDON 16’ (*). Verlengstukken, dan mobiele hoeden.
    PRESTANT 4’ (*). Op toonhoogte gesneden.
    BOURDON 8’ (*). Verlengstukken, dan mobiele hoeden.
    NASARD 2’ 2/3 (***). Op toonhoogte gesneden.
    DOUBLETTE 2’ (*). Op toonhoogte gesneden.
    FLUTE 4’ (*). Mobiele hoed, hoeden met roer, dan op toonhoogte gesneden.
    SIFFLET 1’ (***). Op toonhoogte gesneden.
    FOURNITURE 1' + 2/3' + 1/2' + 1/2' + 1/3' (*/***). Op toonhooogte gesneden
    TROMPETTE 8’ (**).
    CLAIRON 4’ (**).
  • Naam 
    Pedaal
    Bijzonderheden 
    (***) Flûte 16' van Guido Schumacher.
    (**) De rest is van De Volder verhoogd met een halve toon om op het diapason te zijn van het barokorgel.
    Wegens plaatsgebrek werd de vorige Clairon 4' (**) niet vervangen (was niet voorzien in het architektplan).
    Beschrijving 
    Van de zijkanten naar het midden:
    FLÛTE 16’ (***). Tin .
    SOUBASSE 16’ (**). Eik, in het rood geverfd.
    FLÛTE 8’ (**). Tin, in feite een conisch register dat als een Gemshoorn klinkt.
    PRESTANT 4’ (**). In tin.
    BOMBARDE 16’ (**). Bekers in tin.
    TROMPETTE 8’ (**). Bekers in tin.
 
Windvoorziening
  • Magazijn- of hulpbalg 
    Voornaamste magazijnbalgen
    Beschrijving 
    Twee keilbalgen in de sokkel van het Reciet (tussen het wellenbord en de grote magazijnbalg). Ze zijn van eikenhout en openen elk langs een van hun zijkanten. De onderste helt naar links en opent ook daar, zodat de andere zich naar rechts kan openen.
    Lengte 
    190 cm
    Breedte 
    95 cm
    Aantal en type gewichten 
    Dalles en pierres emballées dans du papier bleu
    Aantal en type gewichten 
    Tegels en stenen in blauw papier ingepakt
  • Magazijn- of hulpbalg 
    Voornaamste magazijnbalg
    Beschrijving 
    Grote blaasbalg met evenwijdige plooien in het podium geplaatst onder de wigvormige balgen
    Aantal en type gewichten 
    Pierres emballées dans du papier bleu
    Aantal en type gewichten 
    Steen ingepakt in blauw papier
 
Windkanalen
  • Naam 
    Hoofdwerk
    Beschrijving 
    Uit elke balg komt een groot windkanaal en de beide bundelen zich tot één breed kanaal dat vooraan links van de sokkel van het reciet naar beneden gaat.
    Materialen 
    Eik
    Afmetingen 
    Doorsnede van 28 bij 23 cm
 
TECHNISCHE KENMERKEN VAN HET INSTRUMENT
Speeltafel Klavier(en) en voetklavier(en) : 3
Klavier(en) en voetklavier(en) Rugpositief (I), Hoofdwerk (II), Pedaal
Tractuur
Rugpositief Mechanisch
Hoofdwerk Hangende tractuur
Pedaal Mechanisch
Het gebouw
Kerk van Sint-Jan en Sint-Stefaan ter Minimen

Kerk van Sint-Jan en Sint-Stefaan ter Minimen

Adres : Minimenstraat 62
1000 Bruxelles
Bouwstijl : Barok
Bouw : 1715
Bouwperiode : 18de
Bouwstijl : Barok Type : Beschermd bouwwerk bij besluit van 30/07/1939
Orgel(s) aanwezig in dit gebouw